Zal God de goddelozen ter dood brengen? Habakuk antwoordt Ja!
MENSEN over de gehele wereld hebben de vraag gesteld: ’Zal God ooit het oordeel aan de goddelozen voltrekken?’ De geïnspireerde profetie van Habakuk geeft ons het volledige vertrouwen dat God spoedig in actie zal komen tegen de goddelozen over de gehele wereld. Dan, en alleen dan, zal de aarde ’vervuld worden van de kennis van Jehovah’s heerlijkheid, zoals de wateren de zee bedekken’. — Hab. 2:14.
Habakuks korte profetie bestaat in feite uit een reeks van drie strafgerichten die afkomstig zijn van de God van hemel en aarde. Twee ervan zijn reeds voltrokken; het derde zal binnenkort worden voltrokken. Door ons in deze gerichten of oordelen te verdiepen, zullen wij vertrouwen krijgen in hetgeen Habakuk beschrijft en in de afloop van de komende wereldomvattende oorlog, Armageddon.
HET OORDEEL TEGEN JUDA
Wáár de profeet Habakuk ook in het land Juda keek, hij zag overal geweld, onderdrukking, ruzie, twist en onrecht. Dit bewoog hem ertoe uit te roepen: „Hoe lang, o Jehovah, moet ik om hulp schreeuwen, zonder dat gij hoort? Hoe lang zal ik tot u roepen om hulp tegen geweld, zonder dat gij redt?” (Hab. 1:1-4) Habakuk kreeg een antwoord dat ongelofelijk scheen. Het schokte de profeet zelfs (Hab. 1:5). Hoe luidde het oordeel van Jehovah?
God antwoordt: „Ik verwek de Chaldeeën, de bittere en onstuimige natie, die naar de wijd-open plaatsen der aarde gaat ten einde woonsteden in bezit te nemen die haar niet toebehoren. Schrikwekkend en vrees inboezemend is ze.” — Hab. 1:6, 7.
God zou zich dus van de Chaldeeën, of Babyloniërs, bedienen als zijn werktuig om de ontrouwe Israëlieten te straffen, en niets kon de Babyloniërs ervan weerhouden Gods besluit ten uitvoer te brengen. Ja, deze natie zou zelfs ’elke versterkte plaats veroveren’! Het koninkrijk Juda, met zijn hoofdstad te Jeruzalem, had geen schijn van kans te ontkomen. — Hab. 1:10.
Precies zoals Jehovah tot Habakuk had gezegd, trokken de Chaldeeën op tegen Jeruzalem in het land Juda. De bijbel vertelt ons dat de koning van Babylon, Nebukadnezar, „vervolgens hun jonge mannen met het zwaard doodde in het huis van hun heiligdom, noch had hij mededogen met jongeling of maagd, oude of afgeleefde. . . . Bovendien voerde hij de overgeblevenen van het zwaard gevankelijk naar Babylon”. — 2 Kron. 36:17-20.
Jehovah voltrok inderdaad het oordeel aan alle goddelozen in het land Juda.
HET OORDEEL TEGEN BABYLON
De Babyloniërs handelden overeenkomstig hun eigen wens en dienden, zonder het zelf te weten, als Gods werktuig om zijn rechtvaardige oordeel aan een ontrouw volk te voltrekken. Maar hoe stond het met Babylon? Habakuk had het moeilijk gevonden te begrijpen hoe God de goddeloze Babyloniërs kon gebruiken om Zijn oordeel te voltrekken. De kwestie was niet alleen dat zij niet zijn aanbidders waren, maar zij waren bovendien meedogenloos en alleen maar op verovering uit. Zij beschouwden mensen als louter ’vissen en kruipend gedierte’, alleen maar geschikt om veroverd en onderworpen te worden. — Hab. 1:14-17.
Als antwoord op het bezwaar dat Habakuk ertegen inbracht dat de Chaldeeën werden gebruikt, maakte God bekend dat zij niet ongestraft zouden blijven voor hun meedogenloze hebzucht en bloedschuld. Hij zei betreffende Babylon: „Omdat gijzelf vele natiën gewelddadig hebt geplunderd, zullen alle overgeblevenen van de volken u gewelddadig plunderen, wegens het vergieten van mensenbloed en het geweld tegen de aarde.” — Hab. 2:8.
Bovendien waren de Babyloniërs afgodenaanbidders. Daarom zei Jehovah bij monde van zijn profeet: „Wat voor baat heeft een gesneden beeld gehad, wanneer de formeerder ervan het gesneden heeft, een gegoten beeld, en een onderwijzer van leugen? wanneer de formeerder van de vorm ervan er zozeer op heeft vertrouwd dat hij goden maakt die niets waard zijn en die niet kunnen spreken? Wee degene die tot het stuk hout zegt: ’O ontwaak toch!’, tot een stomme steen: ’O word toch wakker!’” — Hab. 2:18, 19.
Nu moest Gods oordeel aan de afgodenaanbiddende Babyloniërs voltrokken worden. Dat gebeurde in 539 v.G.T., toen Babylon door de Meden en de Perzen werd omvergeworpen.
Degenen die de oordelen tegen Juda en Babylon hoorden, vonden ze ongelofelijk, ja schokkend. Niettemin ging het profetische woord dat bij monde van Habakuk was gesproken, in vervulling. — Hab. 2:2, 3.
De bijbel geeft te kennen dat de goddelozen over de gehele wereld binnenkort iets soortgelijks te wachten staat.
GODS OPMARS TEGEN DE GODDELOZEN OP DE GEHELE AARDE
In de christelijke Griekse Geschriften wordt Habakuks profetie aangehaald en wordt de uiteindelijke vervulling ervan in de toekomst geplaatst, in onze generatie (Hebr. 10:36-39; Hab. 2:3, 4). Daarom zijn wij er bijzonder in geïnteresseerd. In het derde hoofdstuk van Habakuks profetie bidt hij of God Zijn zegevierende activiteit van weleer weer tot leven wil brengen (Hab. 3:1, 2). Vervolgens beschrijft Habakuk hoe God tegen al Zijn vijanden op de gehele aarde optrekt. En God gebruikt diverse methoden om zijn vijanden te verdelgen.
„Voor hem uit bleef de pest gaan”, zegt de profeet, „en brandende koorts ging uit aan zijn voeten” (Hab. 3:3-5). Wanneer Jehovah in de nabije toekomst oprukt tot de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Armageddon, zal hij velen van zijn vijanden door middel van het niet-gewelddadige, stille executiemiddel, de pestilentie, ter dood brengen. Het zal dan gevaarlijk, ja fataal zijn om Jehovah in zijn opmars naar de zegepraal voor de voeten te lopen. Want voor zijn voeten uit zal hij de pestilentie zenden, en achter zijn hielen zal hij slachtoffers achterlaten die door een doodaanbrengende brandende koorts worden getroffen. — Openb. 16:14, 16.
Habakuks gebed in de vorm van een klaaglied vervolgt: „Hij stond stil, om de aarde dooreen te schudden. Hij zag, en deed de natiën vervolgens opspringen. En de eeuwige bergen werden verpletterd; de voor onbepaalde tijd durende heuvels bogen terneer.” — Hab. 3:6.
Dat Jehovah zijn positie inneemt, veroorzaakt een beroering in de figuurlijke aarde die voor hem ligt. Het veroorzaakt als het ware een aardbeving in de aardse organisatie van de vijand. Wanneer het duidelijk wordt dat het inderdaad Jehovah is die genaderd is en voor hen staat, wordt de gehele aardse organisatie dooreengeschud voordat ze in het verderf stort. Ten slotte beseffen de natiën dat de Almachtige God hen ’ziet’. Ze raken inderdaad ontsteld. Ze springen op, niet van vreugde, maar met een schok van verbijstering. Geen enkele met een berg te vergelijken organisatie zal Jehovah’s opmars naar de zegepraal kunnen stuiten. Ze zullen verpletterd worden. Dat Jehovah onweerstaanbaar voortschrijdt, doet allen die het bericht erover horen, personen die Jehovah en zijn volk niet vriendelijk gezind zijn, sidderen.
Voor de vernietiging van de goddelozen beschikt Jehovah over nog meer soorten van wapens in zijn hemelse wapenarsenaal. Habakuk vertelt ons hierover met de woorden: „Een onweersbui van water trok door. De waterdiepte bracht haar geluid voort. In de hoogte hief ze haar handen op. Zon — maan — stonden stil, in de verheven woning daarvan. Als licht bleven uw eigen pijlen gaan. Het bliksemen van uw speer diende tot glans.” — Hab. 3:7-11.
De Schepper beschikt over stortvloeden om de vijanden te verzwelgen. Water dat zich boven in de lucht bevindt, kan in een onweersbui in stromen naar beneden komen. Bovendien kunnen de wateren in de diepte der aarde opspuiten, alsof de diepte haar handen omhoog hief om een aandeel aan de verdelging van de goddelozen te hebben.
Jehovah’s bovenmenselijke oorlogswapens maken het zeker dat geen vijand zal ontkomen. Niet één van de goddelozen zal ontsnappen. Jehovah beschikt over dreunende donderslagen en knetterende bliksemflitsen. De lichtflitsen afkomstig van Gods werktuigen waarmee hij zijn vijanden doodt, zullen bij dag en bij nacht zo helder zijn dat de letterlijke zon en maan zich als lichtgevers als het ware overbodig zullen voelen. Het zal zijn alsof ze stilstonden en geen dienst deden als lichtdragers maar Jehovah’s glinsterende werpschichten een lichtend schouwspel laten opvoeren. Jehovah’s grotere wapen, gelijk een speer, zal door de lucht scheren en het slagveld verlichten. Denkt u zich eens in hoe de vijanden van Jehovah en zijn volk hierdoor geschokt zullen worden!
DE WARE AANBIDDERS GERED
De profeet vervolgt: „Met openlijke veroordeling doorschreedt gij voorts de aarde. In toorn zijt gij de natiën gaan dorsen. En gij zijt uitgetrokken tot de redding van uw volk, om uw gezalfde te redden. Gij hebt het hoofd uit het huis van de goddeloze verpletterd. Het fundament werd ontbloot, ja, tot de hals toe.” — Hab. 3:12, 13.
Jehovah’s volk kan het vertrouwen hebben dat hij hun in de oorlog van Armageddon te hulp zal komen. De aanbidders van Jehovah zullen in die tijd het voorwerp zijn van een internationale aanval door alle natiën der wereld, die dan allemaal atheïstisch zullen zijn. Waarom zijn zij atheïstisch? Omdat de natiën zich tegen de georganiseerde valse religie gekeerd zullen hebben en haar van de aardoppervlakte zullen hebben weggevaagd. Derhalve vindt deze aanval op Gods ware aanbidders plaats nadat „Babylon de Grote”, het wereldrijk van valse religie, met inbegrip van de christenheid, onverhoeds is vernietigd (Openb. 17:1-5, 16-18). De irreligieuze natiën die deze vernietiging tot stand gebracht zullen hebben, zullen zich er dan op toeleggen te trachten de zuivere aanbidding van de ene levende en ware God, Jehovah, van de aarde weg te vagen. Het toneel is nu reeds gereed voor deze vernietiging van de georganiseerde valse religie. Enkele natiën hebben in feite reeds aangekondigd dat ze zich ten doel stellen het atheïsme te bevorderen.a
Om het goddeloze doel van de godloze natiën te verijdelen, zal Jehovah tot de redding van zijn volk moeten uittrekken. Als een uiting van zijn „openlijke veroordeling” van de kwaadwillige natiën zal hij daarom de aarde doorschrijden en in toorn de natiën dorsen door ze gelijk koren op een dorsvloer te vertrappen.
Door dit optreden van de zijde van Jehovah zal zijn „volk” worden gered. Het „volk” dat te Armageddon wordt aangevallen, wordt gevormd door het overblijfsel van de met de geest gezalfde discipelen van Jezus Christus. Zij vormen te Armageddon Jehovah’s „gezalfde”. Te zamen met Jehovah’s „gezalfde” zal er te Armageddon een „grote schare” medeaanbidders worden gered. — Openb. 7:9-17.
In dramatische tegenstelling tot de redding van de „gezalfde” en de „grote schare”, zal het „huis van de goddeloze” volledig vernietigd worden. Als een huis dat van de nok tot het fundament blootgelegd en verwoest wordt, zal het goddeloze samenstel van dingen dat onder de onzichtbare invloed van Satan de Duivel is opgericht, te gronde worden gericht. Het „hoofd” of het leiderschap van dit internationale „huis” zal verbrijzeld en verpletterd worden. Degenen die de onderbouw van het wereldomvattende stelsel vormen, zullen niet ontkomen, want alles zal met de grond gelijk worden gemaakt. Zelfs het „fundament” zal niet bedekt in de grond worden gelaten om er een nieuw gebouw op te doen verrijzen. Het „huis van de goddeloze” zal niet meer op aarde zijn.
Daar op het slagveld van Armageddon zullen de vijanden van Jehovah’s „gezalfde” en hun metgezellen in verwarring worden gebracht en elkaar afslachten. In een profetisch visioen hieromtrent zegt de profeet Habakuk in zijn gebed tot Jehovah als Krijgsman:
„Met zijn eigen staven hebt gij het hoofd van zijn krijgslieden doorboord toen zij aanstormden om mij te verstrooien. Hun uitgelaten gejubel was als van hen die eropuit zijn een ellendige in een schuilplaats te verslinden. Door de zee heen zijt gij met uw paarden getreden door de massa uitgestrekte wateren heen.” — Hab. 3:14, 15.
Wanneer Habakuk spreekt over de internationale poging om „mij” met stormachtig geweld „te verstrooien”, stelt hij zich in de plaats van Jehovah’s „gezalfde”, Zijn volk dat van de aanvallers gered moet worden. Als plunderaars die in een schuilplaats op de loer liggen en wachten totdat er een slachtoffer voorbijkomt, zullen de natiën, die te Armageddon in slagorde opgesteld zijn, op Jehovah’s „gezalfde” en de „grote schare” van hun medeaanbidders losstormen om hen allen te vernietigen, evenals ze het religieuze „Babylon de Grote” hebben vernietigd. In „uitgelaten gejubel” is de vijand ervan overtuigd dat hij Jehovah’s aanbidders, die ogenschijnlijk als „een ellendige” zijn of als iemand die in nood verkeert, kan wegvagen.
Jehovah zal beslist niet overrompeld worden. Hij zal zijn in nood verkerende „gezalfde” en hun loyale metgezellen niet in een hinderlaag van de vijand leiden. Wanneer de anti-God natiën komen aanstormen om de beoefenaars van de ware religie te verstrooien, zal God bewerken dat de wapens van de aanvallende natiën tegen henzelf gekeerd worden, zodat ze onderling en tegen zichzelf zullen strijden. Jehovah’s vijanden zullen hun eigen militaire staven gebruiken om de hoofden van hun eigen krijgslieden te doorboren. God zal zelfs nog meer doen: Hij zal gebruik maken van bovenmenselijke krachten om hun vernietiging te voltooien. Met de „paarden” van zijn hemelse legers onder aanvoering van Jezus Christus zal hij zegevierend voortrukken door de „zee” en de „massa uitgestrekte wateren” van de onstuimige, bulderende vijanden (Openb. 19:11-21). Aldus zal Jehovah’s volk ooggetuige zijn van Zijn sublieme zegepraal!
Dan zullen alle goddelozen verdwenen zijn! En in alle eeuwigheid zal niemand ooit meer in staat zijn deze totale vernietiging van de aanvallende anti-Jehovah horden terecht in twijfel te trekken.
Habakuks profetieën geven ons het krachtige vertrouwen dat God spoedig het oordeel aan alle goddelozen zal voltrekken. Niets kan dit verhinderen. Zult u, aangezien dit zo is, thans uw standpunt voor de ware God innemen, nu er nog tijd voor is? Jehovah, de Grote Krijgsman, zal de strijd tegen de goddelozen winnen. Nu is het de tijd om stappen te doen opdat u zich aan de winnende zijde zult bevinden!
[Voetnoten]
a In de National Geographic van oktober 1980 staat: „Andere communistische landen beteugelen religie; Albanië verbiedt religie en heeft zich in 1967 tot ’de eerste atheïstische staat in de wereld’ uitgeroepen. Alle 2169 moskeeën, kerken, kloosters en andere ’centra van obscurantisme en mysticisme’ zijn gesloten, afgebroken of in recreatiecentra, klinieken, pakhuizen of stallen veranderd. . . . Albanië’s nieuwe generatie is alleen bekend met het atheïsme.”
En in het tijdschrift Time van 17 november 1980 stond over Kambodja, nu Kampuchea geheten: „De Khmers Rouges begonnen met de methodische uitroeiing van elk spoor van religie. Geestelijken van de christenheid werden vermoord en mohammedaanse moskeeën werden verwoest. De onwaardigste behandeling was echter de boeddhisten beschoren, die 90% van de bevolking van Kampuchea vormden. Oproerlingen zo uit de jungle plunderden de 2800 tempels in het land. ’Boeddha’s werden in rivieren geworpen of als brandhout gebruikt’, herinnert de 62-jarige Oum Soum zich, plaatsvervangend directeur van de Phnom-Penh’s Buddhist Institute. ’Vats [tempels] die niet werden verwoest, werden pakhuizen voor mest.’ Bonzes [monniken] werden aan de kaak gesteld als ’parasieten’. Sommigen die geluk hadden, werden alleen maar uit hun tempels verwijderd en de velden in gedreven. 50.000 van de 80.000 Kambodjaanse monniken werden vermoord.” Blz. 90.