Er komt een eind aan onderdrukking
HET verslag van onderdrukking dat de mensheid heeft opgebouwd, is werkelijk schokkend. Talloze miljoenen hebben lijden ondergaan. Vooral veroveringsoorlogen zijn een bron van ellende geweest. Behalve het rechtstreekse verlies aan mensenlevens als gevolg van zulke conflicten, hebben de hongersnoden en dodelijke epidemieën waarmee oorlog vergezeld ging, een zware tol aan mensenlevens geëist. Verlangt u niet vurig naar de dag waarop onderdrukking en het ermee gepaard gaande lijden er niet meer zullen zijn?
Er bestaat Iemand die hoger is dan mensen en hij heeft bepaald dat er op zijn bestemde tijd een eind zal komen aan alle onderdrukking. Ja, de Almachtige God Jehovah is zich volledig bewust van het schandelijke bericht dat mensen en natiën hebben opgebouwd. Zijn vroegere handelingen ten aanzien van personen en volken waarborgen dat hij afrekening zal houden. De soort van God die hij is, maakt het voor hem in feite noodzakelijk handelend op te treden. Zijn Woord zegt ons: „Jehovah is een God die exclusieve toewijding eist en wraak neemt; Jehovah neemt wraak en is tot woede geneigd. Jehovah neemt wraak op zijn tegenstanders, en hij toont zich gebelgd jegens zijn vijanden. Jehovah is langzaam tot toorn en groot in kracht, en Jehovah zal geenszins ongestraft laten.” — Nah. 1:2, 3.
Deze woorden maken deel uit van Nahums profetische uitspraak tegen Ninevé, de hoofdstad van het oude Assyrië. Aangezien Jehovah God er onveranderlijke maatstaven op na houdt, geeft het historische verslag betreffende de vernietiging van Assyrië ons de verzekering dat onderdrukking niet tot onbepaalde tijd zal voortduren (Mal. 3:6). Bovendien behoeven degenen die rechtvaardigheid liefhebben, in het geheel geen angst te hebben voor een dag van afrekening. Nahums profetie verschaft de volgende aanmoediging: „Jehovah is goed, een vesting op de dag der benauwdheid. En hij is bekend met degenen die bij hem hun toevlucht zoeken” (Nah. 1:7). Een onderzoek van Nahums profetie kan derhalve zeer geloofversterkend voor ons zijn.
NINEVÉ ’VERSTRIKT NATIËN’
De profeet noemde Ninevé een „stad van bloedvergieten” (Nah. 3:1). Haar krijgslieden waren als leeuwen die prooi, dat wil zeggen, de zwakkere volken en natiën, verscheurden (Nah. 2:11-13). In de zevende eeuw v.G.T., toen Nahum profeteerde, vormden de Assyriërs de schrik van het Midden-Oosten. Om schrik te zaaien, waren zij vooral wreed tegen degenen die weigerden aan hun eisen te voldoen. Krijgsgevangenen werden vaak levend verbrand of gevild. Van velen werden de ogen uitgestoken of zij werden voortgeleid aan touwen waar haken aan zaten die men door de neus of de lippen van de gevangenen had gestoken.
Zelfs het koninkrijk Juda ontkwam niet aan lijden door toedoen van de Assyriërs. Achaz was zo onverstandig een beroep te doen op koning Tiglath-Pileser (Tilgath-Pilneser) voor hulp tegen een coalitie van de koninkrijken Israël en Syrië. Hoewel de Assyriërs de macht van deze coalitie verbraken, trok Juda hier geen werkelijk voordeel van. Achaz werd overgeleverd aan de genade van zijn machtige en veeleisende bondgenoot. De bijbel bericht: „Tilgath-Pilneser, de koning van Assyrië, [trok] tegen hem op en bracht hem in het nauw, en hij sterkte hem niet. Want Achaz haalde het huis van Jehovah en het huis van de koning en van de vorsten leeg en gaf de koning van Assyrië aldus een geschenk; maar het hielp hem niets.” — 2 Kon. 16:5-9; 2 Kron. 28:20, 21.
In de hoop een mate van onafhankelijkheid te behouden, werden andere natiën er insgelijks toe gebracht een bondgenootschap met Assyrië aan te gaan. Maar zulke bondgenootschappen leidden er alleen maar toe dat zij te maken kregen met Assyrische onderdrukking en verlies van vrijheid. Aangezien de bondgenootschappen veel beloofden op het gebied van hulp en bescherming, maar uiteindelijk een pijnlijke ervaring opleverden, wordt Ninevé een prostituée genoemd die ’natiën verstrikte’ (Nah. 3:4). Haar aanbiedingen van vriendschap waren aantrekkelijk. Maar wee de natie die erop inging!
Toen Hizkía, de zoon en koninklijke opvolger van Achaz, het Assyrische juk probeerde af te werpen, viel koning Sanherib het koninkrijk Juda binnen en nam hij de ene versterkte stad na de andere in. Slechts als gevolg van goddelijke tussenkomst ontkwam Jeruzalem aan vernietiging. Jehovah’s engel sloeg 185.000 soldaten van Assyrië’s leger neer en dwong Sanherib zijn plannen om de stad te belegeren, op te geven. — 2 Kon. 18:13; 19:32-36.
NINEVÉ’S EINDE VOORZEGD
De Assyrische invasies van Juda belemmerden de landbouwwerkzaamheden en de tochten naar de jaarlijkse feesten die in de tempel te Jeruzalem werden gehouden. Wat een verlichting zou de val van Ninevé derhalve brengen! Aangezien de profeet Nahum dit voorzag, werd hij ertoe geïnspireerd te zeggen: „Zie! Op de bergen de voeten van iemand die goed nieuws brengt, iemand die vrede verkondigt. O Juda, vier uw feesten. Betaal uw geloften; want geen nietswaardige zal er voortaan meer door u heen trekken. Hij zal stellig geheel en al worden afgesneden.” — Nah. 1:15.
Wat kon de stad Ninevé op de dag van haar rampspoed verwachten? De profeet Nahum beschrijft hoe het de stad onder belegering verging. Tevergeefs verwacht de koning van Assyrië dat zijn „majestueuzen”, zijn sterke militaire strijders, bescherming zullen bieden (Nah. 2:5). De verdedigers van de stad zouden als zwakke vrouwen zijn. In de profetie wordt uitdagend tot Ninevé gezegd: „Put u water voor een belegering. Verstevig uw versterkte plaatsen. Ga in het slijk, en treed het leem; grijp de vorm voor de bakstenen vast.” Toch zouden alle pogingen om de verdedigingswerken van de stad te versterken, nutteloos zijn. De profetie vervolgt: „Zelfs daar zal vuur u verslinden. Een zwaard zal u afsnijden.” — Nah. 3:13-15.
Ninevé was als „een waterpoel” geweest waarheen volken en de rijkdommen van de natiën hadden gestroomd. „Maar”, zo zegt Nahum, „zij zijn op de vlucht. ’Staat stil! Staat stil!’ Maar er is niemand die zich omkeert” (Nah. 2:8). De volken die van Ninevé hadden geprofiteerd, zouden dus in alle richtingen ontkoming vinden. De tot hen gerichte kreten om te blijven, ten einde de stad te helpen, zouden een dovemans oor vinden. De plunderende veroveraars zouden beslag kunnen leggen op enorme hoeveelheden zilver en goud. — Nah. 2:9.
Dat de „stad van bloedvergieten” zo’n lot was beschoren, kan velen ongeloofwaardig hebben toegeschenen. De voorzegde gebeurtenis was echter niet zonder historisch precedent. Nahum vestigde hier de aandacht op met de woorden: „Zijt gij beter dan No-Amon, dat aan de Nijlkanalen was gelegen? Water was er overal rondom haar, wier vermogen de zee was, wier muur was vanuit de zee. Ethiopië was haar volledige macht, ook Egypte; en dat onbeperkt. Ja, Put en de Libiërs bleken u tot hulp te zijn. Ook zij was voor ballingschap bestemd; zij ging in gevangenschap. Ook haar eigen kinderen werden verpletterd aan het boveneinde van alle straten; en over haar verheerlijkten wierp men het lot, en haar groten zijn allen met boeien gebonden.” — Nah. 3:8-10.
De Assyriërs wisten heel goed wat No-Amon, of Thebe, was overkomen. Hun legers, aangevoerd door koning Assurbanipal, hadden Thebe met de grond gelijkgemaakt. De „muur” van de stad — haar verdedigingswerken, met inbegrip van de Nijl en zijn kanalen — waren nutteloos gebleken. Zelfs de militaire steun van de Ethiopiërs, de Libiërs en de mannen van Put hadden Thebe niet kunnen redden.
Evenzo zou ook Ninevé niet te redden zijn. De stad had door haar oorlogen en bondgenootschappen zo’n slecht bericht voor zichzelf opgebouwd, dat haar val met gejuich zou worden begroet. „Allen die het bericht over u horen”, schreef Nahum, „zullen stellig over u in de handen klappen; want over wie is uw slechtheid niet voortdurend heengegaan?” — Nah. 3:19.
Als een vervulling van Nahums profetie viel Ninevé in 632 v.G.T. in handen van de geallieerde strijdkrachten van de Babylonische koning Nabopolassar en de Mediër Cyaxares. De Babylonische kronieken vermelden: „Zij voerden de grote buit van de stad en tempel weg en [veranderden] de stad in een puinheuvel.”
In deze tijd is de plaats van het oude Ninevé nog steeds een verlaten ruïne, waardoor de God van ware profetieën, Jehovah, wordt gerechtvaardigd. Evenals het onderdrukkende Ninevé tot niets is geworden, zullen alle onderdrukkers in de snel naderende „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” hun einde vinden (Openb. 16:14). Wat zal dit een grootse verlichting teweegbrengen! Mogen wij dan tot degenen blijken te behoren die toevlucht zoeken bij de Allerhoogste Soeverein.