Hebt u eerbied voor de naam van Christus?
„God [heeft] hem [Jezus] . . . tot een superieure positie verhoogd en hem goedgunstig de naam gegeven die boven elke andere naam is, zodat in de naam van Jezus iedere knie zich zou buigen van hen die in de hemel en die op aarde en die onder de grond zijn, en elke tong openlijk zou erkennen dat Jezus Christus Heer is, tot de heerlijkheid van God, de Vader.” — FILIPPENZEN 2:9-11.
IN DE bovenstaande verzen beschreef de apostel Paulus het respect en de eer die wij aan de naam van Jezus verschuldigd zijn. ’Buigt u uw knie’ in zijn naam? Kent u de hem door Jehovah geschonken „naam . . . die boven elke andere naam is”? In deze tijd beweren honderden miljoenen mensen christenen te zijn. Kan men zeggen dat zij ’hun knie buigen’ in de naam van Jezus? Laten wij die naam eens onder de loep nemen en zien wat erbij betrokken is ’de knie te buigen’ ter ere van Jezus’ naam.
Wat voor naam?
Laten wij in de eerste plaats eens nagaan wat de „naam” is die Jezus werd gegeven. Het is niet louter zijn eigennaam. Ook andere mensen zijn Jezus genoemd, dus dat is eigenlijk geen „naam . . . die boven elke andere naam is”. Het is evenmin Jezus’ naam in de zin van zijn reputatie. Het is waar dat Jezus bekend kwam te staan als Jehovah’s voornaamste getuige in heel de schepping (Openbaring 3:14). Die naam heeft hij echter zelf verdiend. De „naam . . . die boven elke andere naam is” werd Jezus ’goedgunstig gegeven’ door Jehovah.
Wat is de naam dan? Een paar woorden van de profeet Jesaja helpen ons die vraag te beantwoorden. Honderden jaren vóór Jezus’ geboorte schreef Jesaja over hem: „Want een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven; en de vorstelijke heerschappij zal op zijn schouder komen. En zijn naam zal worden genoemd: Wonderbaar Raadgever, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst.” — Jesaja 9:6.
Wat betekent „naam” hier? Het duidt op de hoge positie en autoriteit die Jezus verleend zou worden opdat hij de wil van zijn Vader kon volbrengen. En in erkenning van en in onderworpenheid aan deze verheven autoriteit moet elke knie zich buigen. Laten wij met het oog daarop deze vier door Jesaja genoemde titels eens wat nader beschouwen.
In welke opzichten is Jezus een „Wonderbaar Raadgever”?
Allereerst zei Jesaja dat Jezus’ naam „Wonderbaar Raadgever” zou luiden. Hij zou gemachtigd zijn om de mensheid wonderbare raad te geven. Voordat Jezus naar de aarde kwam, diende hij reeds als het Woord of Jehovah’s voornaamste woordvoerder (Johannes 1:1). Tijdens zijn verblijf op aarde sprak hij woorden die mensen de weg wezen naar het eeuwige leven — inderdaad wonderbare raad! Petrus zei dan ook tegen hem: „Gij hebt woorden van eeuwig leven” (Johannes 6:68). Jezus is de sleutelfiguur in Jehovah’s communicatiekanaal tussen hem en de mensheid (Openbaring 1:1). Het is voor iedereen thans van levensbelang naar zijn woorden te luisteren. Hij is „de weg en de waarheid en het leven” (Johannes 14:6). Voor personen die weigeren naar deze ’Wonderbare Raadgever’ te luisteren, is geen redding mogelijk.
In welke zin is Jezus een „Sterke God”?
Jesaja voorzei ook dat Jezus een „Sterke God” zou zijn. Voordat hij naar de aarde kwam, was hij „een god” in de zin dat hij „het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene van heel de schepping” was (Johannes 1:1; Kolossenzen 1:15). Na als mens gestorven en als onsterfelijke geest opgewekt te zijn, is hij een god in de zin dat hij lichamelijk deel heeft aan „de goddelijke hoedanigheid”. — Kolossenzen 2:9; 1 Timótheüs 6:15, 16.
De titel „Sterke God” gaat echter gepaard met een bepaalde autoriteit. In de bijbel werden zekere mannen goden genoemd. Waarom? Omdat zij in de natie Israël als rechters optraden (Psalm 82:1-6). Jezus, de „Sterke God”, is Jehovah’s grote aangestelde Rechter. Hij legde zelf uit wat dit inhoudt: „De Vader oordeelt volstrekt niemand, maar heeft het gehele oordeel in handen van de Zoon gelegd, opdat allen de Zoon zouden eren evenals zij de Vader eren.” — Johannes 5:22, 23.
Het aan Jezus toevertrouwde oordeel omvat ook het oordelen over zijn eigen gemeente — zowel degenen die vóór zijn terugkeer in Koninkrijksmacht al gestorven waren alsook de nog levenden — welk oordeel plaatsvindt ten tijde van zijn tegenwoordigheid gedurende „het besluit van het samenstel van dingen” (Matthéüs 24:3). Hij oordeelt nu ook de natiën en scheidt „de schapen” van „de bokken”. Daarnaast zal hij de leiding hebben over de duizendjarige oordeelsdag voor de gehele mensheid na Armageddon. Wat een „Sterke God”! — Matthéüs 25:31-46; Openbaring 11:18; 1 Petrus 4:17; Openbaring 20:4, 5, 13.
Waarom wordt Jezus terecht „Eeuwige Vader” genoemd?
Jezus zou ook een „Eeuwige Vader” zijn. In welke zin? Nu, Adam was de eerste vader van het mensdom. Hij verspeelde echter de gelegenheid een „eeuwige vader” te zijn toen hij zondigde. Hij kon zijn kinderen geen eeuwig leven als erfdeel meer geven. Jezus daarentegen zondigde niet. En door zijn zondeloze leven voor de mensheid te offeren, baande hij de weg tot eeuwig leven voor hen die geloof zouden oefenen (Johannes 3:16; 1 Johannes 2:2). Op die manier zal hij hun het eeuwige leven geven dat Adam hun niet heeft geschonken. Daarom noemt de bijbel hem „de laatste Adam”, „een levengevende geest” (1 Korinthiërs 15:45). Hij wordt terecht de „Eeuwige Vader” van het toekomstige volmaakte mensdom genoemd.
Hoe vervult Jezus de rol van „Vredevorst”?
Ten slotte zei Jesaja dat Jezus’ naam „Vredevorst” zou luiden. Hij zou een Koning zijn die zijn onderdanen vrede zou brengen (Psalm 72:6, 7). Na zijn opstanding gaf Jezus de omvang van zijn gezag aan toen hij zei: „Alle autoriteit in hemel en op aarde is mij gegeven” (Matthéüs 28:18). Deze grote autoriteit omvatte zijn heerschappij als Koning over zijn eigen gemeente sedert 33 G.T. en over Gods koninkrijk sinds 1914 (Kolossenzen 1:13; Openbaring 11:15). Jezus zal vrede over deze aarde brengen door Gods vijanden te verdelgen en door een rechtvaardig bewind over rechtvaardige mensen te voeren. — Psalm 37:10, 11; 72:7, 8; Daniël 2:44.
Jezus’ naam erkennen
Uit dit alles blijkt dat „de naam . . . die boven elke andere naam is”, de positie en de macht of autoriteit omvat die God aan Jezus heeft verleend. Die naam is werkelijk boven elke andere naam verheven omdat aan geen enkel ander schepsel zoveel autoriteit is gegeven. Alleen over Jezus is gezegd: „Er [is] in niemand anders redding, want er is onder de hemel geen andere naam die onder de mensen is gegeven, waardoor wij gered moeten worden” (Handelingen 4:12). En alleen Jezus kon zeggen: „Indien gij iets vraagt in mijn naam, ik zal het doen.” — Johannes 14:14.
Vandaar dat de apostel Paulus vervolgens zei: „Zodat in de naam van Jezus iedere knie zich zou buigen van hen die in de hemel en die op aarde en die onder de grond zijn” (Filippenzen 2:10). Ja, zelfs zij „die in de hemel” zijn, de getrouwe engelen, erkennen zijn hoge positie en autoriteit (Hebreeën 1:4-6). Zij „die onder de grond zijn” zullen over Jezus’ naam horen wanneer zij in de aardse opstanding delen. Alleen voor hen die dan uit eerbied voor de hem door God geschonken autoriteit ’hun knie buigen’, zal die opstanding „een opstanding des levens” blijken te zijn. — Johannes 5:29; Openbaring 20:12.
Ook zij „die op aarde” zijn — wij die thans leven dus — zijn verplicht in de naam van Jezus ’onze knie te buigen’ als wij eeuwig leven willen verwerven. Dit houdt in dat wij naar Jezus, de Wonderbare Raadgever, luisteren en zijn raad in praktijk brengen (Matthéüs 7:24, 25). Het betekent dat wij geloof oefenen in hem zodat onze zonden worden vergeven. Op die manier zal hij uiteindelijk onze Eeuwige Vader worden.
Het betekent vooral dat wij nu Gods aangestelde Rechter en Koning, Jezus, eren en hem onderdanig zijn. Wij moeten ons „schapen” betonen — geen „bokken” — door onze daden jegens de broeders van de Koning. Wij moeten het goede nieuws over het Koninkrijk van deze „Vredevorst” tot anderen prediken (Matthéüs 24:14; 25:34-40). En wij moeten vasthouden aan de wetten van zijn Koninkrijk en daarbij neutraal blijven met betrekking tot de aangelegenheden van de natiën van deze wereld. — Jakobus 2:8; 1 Korinthiërs 6:9, 10; Johannes 15:19.
Jehovah heeft de wereldheersers uitgenodigd zich aan Jezus te onderwerpen (Psalm 2:10-12). Dit weigeren zij echter, en in veel gevallen keren zij zich tegen christenen die zich wel aan hem onderwerpen. Daarom is het niet altijd gemakkelijk ’de knie te buigen’ in de naam van Jezus. Jezus zelf waarschuwde: „Gij zult ter wille van mijn naam voor alle natiën voorwerpen van haat zijn.” — Matthéüs 24:9.
Getrouwe christenen ondervinden die haat wanneer zij erop staan Jezus te eren en gepaste eerbied te tonen voor de grote macht en autoriteit van Christus. Niettemin is het een vreugdevol voorrecht, met grootse beloningen in het verschiet, om te behoren tot degenen op wie Filippenzen 2:11 duidt met de woorden dat „elke tong openlijk zou erkennen dat Jezus Christus Heer is, tot de heerlijkheid van God, de Vader”.