Georganiseerd om Jehovah te dienen
„Daarom heb ik u op Kreta achtergelaten, opdat gij alles daar zoudt organiseren.” — TITUS 1:5, The Jerusalem Bible.
1. Wat schreef de eerste president van de Verenigde Staten over vijandschappen die uit een verschil in religieuze opvatting voortvloeien?
IN EEN persoonlijke brief, gedateerd 20 oktober 1792, schreef de eerste president van de Verenigde Staten, George Washington: „Van alle vijandschappen die er onder de mensheid hebben bestaan, blijken die welke uit een verschil in religieuze opvattingen voortspruiten, wel de diepst ingewortelde, de bedroevendste en de afkeurenswaardigste te zijn. Ik had gehoopt dat door de verlichte en liberale tendens die het huidige tijdperk kenmerkt, christenen uit elke groepering in elk geval in die mate met elkaar verzoend zouden raken dat wij hun religieuze twisten nooit meer zo hoog zouden zien oplopen dat de vrede in de samenleving erdoor in gevaar komt.”
2. Hoe hebben sommigen op de grote verscheidenheid van religies gereageerd?
2 In deze tijd betreuren velen de grote verscheidenheid van religies evenzo en schuwen elke religieuze binding. Anderen zijn wel lidmaten van een kerk maar spreken over een eigen ’persoonlijke verhouding met God’. Wat zijn dan de feiten? Laat God zich zuiver op individuele basis met mensen in? Wat geeft de bijbel te kennen?
Bekommert God zich om ons?
3. Hoe zou u aan de hand van schriftuurplaatsen de vraag beantwoorden of God zich om ons als individuele personen bekommert?
3 De Schrift onthult dat Jehovah zich inderdaad om de individuele mens bekommert. Op het terrein van de menselijke betrekkingen staan er in Gods Woord bijvoorbeeld verklaringen als: „Hij die de onbemiddelde bespot, heeft zijn Maker gesmaad.” „Hij die de geringe te kort doet, heeft zijn Maker gesmaad, maar wie de arme gunst betoont, verheerlijkt Hem”, dat wil zeggen, Jehovah God (Spreuken 17:5; 14:31). In feite heeft God „de wereld [der mensheid] zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben” (Johannes 3:16, 36). Bovendien zei de apostel Petrus: „Ik bemerk zeer zeker dat God niet partijdig is, maar in elke natie is de mens die hem vreest en rechtvaardigheid werkt, aanvaardbaar voor hem” (Handelingen 10:34, 35). Jehovah bekommert zich dus wel degelijk om de individuele mens en keurt degenen goed die hem vrezen en rechtvaardig handelen.
4. Welke vragen ter beschouwing rijzen er?
4 In de bijbel staat ook: „Jehovah kent degenen die hem toebehoren” (2 Timótheüs 2:19). Maar wil dit zeggen dat mensen die zich overal verspreid in de vele religieuze organisaties die de wereld telt bevinden, aanvaardbaar zijn voor God? Of moeten wij verwachten dat zulke personen zich aaneen zouden sluiten en Jehovah in georganiseerd verband zouden dienen?
Jehovah — een God van organisatie
5. Functioneren de heilige engelen onafhankelijk van Jehovah?
5 Gods geïnspireerde Woord geeft ons enig inzicht in de wijze waarop hij dingen doet. Beschouw bijvoorbeeld de onzichtbare hemelen eens. Heerst daar een chaos? Beslist niet! De myriaden geestelijke schepselen functioneren niet zomaar lukraak en onafhankelijk van Jehovah. In plaats daarvan lezen wij: „Zegent Jehovah, o gij zijn engelen, geweldig in kracht, die zijn woord volbrengt, door te luisteren naar de stem van zijn woord. Zegent Jehovah, al gij legerscharen van hem, gij zijn dienaren, die zijn wil doet” (Psalm 103:20, 21). Het is duidelijk dat de heilige engelen goed georganiseerd zijn om Jehovah te dienen.
6. Als wat begon Noachs gezin na de Vloed te functioneren?
6 Maar wat valt er over het rijk der mensheid te zeggen? Welnu, de vloed in Noachs tijd maakte een eind aan alle antediluviaanse organisaties die er eventueel op aarde bestonden — met uitzondering van één organisatie. Noach en de zeven anderen die de Vloed overleefden, kwamen als een gezinsorganisatie uit de ark te voorschijn. God eensgezind aanbidden was voor hen een zaak van het allergrootste belang, want wij lezen: „Toen bouwde Noach een altaar voor Jehovah en hij nam enkele van alle reine dieren en van alle reine vliegende schepselen en bracht brandoffers op het altaar.” De overlevenden van de Vloed gingen in religieus opzicht niet direct hun eigen weg maar waren allen bijeen voor deze belangrijke gebeurtenis, die resulteerde in zegeningen, onderricht en een door God ingesteld verbond (Genesis 8:18–9:17). Ja, na de Vloed begon Noachs gezin te functioneren als een organisatie die Jehovah diende.
7. Wat leren wij met betrekking tot organisatie uit het boek Exodus?
7 De nakomelingen van Abraham werden door Jehovah rijkelijk begunstigd en niemand kan redelijkerwijs ontkennen dat zij uiteindelijk een nationale organisatie werden. Het bijbelboek Exodus alleen al laat zien hoe zij uit Egyptische knechtschap werden bevrijd en tot een theocratie werden georganiseerd! Het boek identificeert Jehovah als de God van theocratische organisatie. Als de Israëlieten Gods Wet gehoorzaamden, konden zij hem als een ordelijke, beschutte en vreugdevolle organisatie aanbidden. Zij waren ontegenzeglijk georganiseerd om Jehovah te dienen.a
8. Waaruit blijkt dat de dienst in Jehovah’s aardse heiligdom goed georganiseerd was?
8 De dienst in Jehovah’s aardse heiligdom bleek voortreffelijk georganiseerd te zijn. Over de levieten lezen wij bijvoorbeeld: „David organiseerde hen in afdelingen overeenkomstig de zonen van Levi: Gerson, Kehath en Merari.” Evenzo werden er „afdelingen van de zonen van Aäron” ingesteld. Bijgestaan door Zadok en Achimelech „organiseerde [David] hen overeenkomstig de toegewezen taken in hun dienst . . . Zij organiseerden hen volgens het lot”. Over latere tijden lezen wij: „Jojada stelde wachters op voor het huis van de HEER onder leiding van de levitische priesters en de levieten die David had georganiseerd om het toezicht te hebben over het huis van de HEER ten einde de HEER brandoffers te brengen, zoals geschreven staat in de wet van Mozes, met vreugdebetoon en met gezang, naar het bevel van David” (1 Kronieken 23:2-6, 24:1-6, 2 Kronieken 23:18, Revised Standard Version). Ja, de afdelingen van priesters en levieten waren georganiseerd om Jehovah te dienen.
Hoe staat het met het christendom?
9. Welk bewijs is er dat Jezus Christus zijn volgelingen organiseerde voor het dienen van Jehovah?
9 Toen Jezus Christus op aarde was, zei hij niet tot allen die in hem geloofden dat zij hun eigen weg moesten gaan en zich alleen moesten concentreren op een ’persoonlijke verhouding met God’. In plaats daarvan verzamelden zich discipelen rond Jezus en uit hen koos hij twaalf mannen als apostelen. De keus was op hen gevallen nadat hij een nacht in gebed had doorgebracht; het was derhalve een door Jehovah goedgekeurde en met zijn hulp tot stand gekomen keus (Lukas 6:12-16). Dit getuigt van organisatie die Gods steun genoot. Bovendien organiseerde Jezus zijn volgelingen tot een goed geïnstrueerde groep Koninkrijksverkondigers. Hij gaf bijvoorbeeld de nodige aanwijzingen aan de zeventig discipelen die hij op georganiseerde wijze uitzond. — Lukas 10:1-24.
10. Hoe blijkt uit de Schrift dat Jezus’ vroege volgelingen goed georganiseerd waren?
10 Uit de christelijke Griekse Geschriften blijkt duidelijk dat Jezus’ vroege volgelingen goed georganiseerd waren. Zij verlieten zich niet enkel op het persoonlijk lezen van de Schrift. Neen, er werden gemeenten opgericht die geregeld bijeenkwamen om Gods Woord te bestuderen. Deze gemeenten waren geen onafhankelijke, autonome eenheden, maar ze werkten in liefde samen. Gemeenten wisselden bijvoorbeeld hartelijke groeten uit, en georganiseerde groepen in Macedonië ’bleven smeken om het voorrecht iets te geven’ om behoeftige „heiligen” elders te helpen (1 Korinthiërs 16:19, 20; 2 Korinthiërs 8:1-7; Kolossenzen 4:14-16). Ja, de vroege christelijke gemeenten werkten met elkaar samen onder leiding van een besturend lichaam dat uit de apostelen en oudere mannen te Jeruzalem bestond. — Handelingen 15:1–16:5.
11. Waarom moeten wij verwachten dat „Gods gemeente” goed georganiseerd is?
11 De apostel Paulus hielp bij de oprichting van enkele van de goed georganiseerde gemeenten die tot stand kwamen doordat God het predikingswerk zegende. Bovendien zei Paulus dat Jehovah „geen God van wanorde [is], maar van vrede”. De apostel wees er ook op dat „God het lichaam [van Jezus Christus’ gezalfde volgelingen] heeft georganiseerd” zoals het Hem behaagt. Derhalve moeten wij verwachten dat „Gods gemeente” goed georganiseerd is en vredig en harmonieus functioneert. — 1 Korinthiërs 14:33; 12:24, The Riverside New Testament; 1 Timótheüs 3:5.
12, 13. (a) Wat is er gezegd over de gemeenten die door Jezus’ apostelen georganiseerd werden? (b) Wie behartigen, naar het model uit de eerste eeuw, de gemeentelijke aangelegenheden onder Jehovah’s Getuigen?
12 De historicus J. L. von Mosheim schreef over de organisatie van Jezus’ volgelingen: „Indien . . . de apostelen van Jezus Christus op goddelijk bevel en onder goddelijke leiding handelden, iets waaraan geen enkele christen kan twijfelen, dan moet die structuur van de primitieve kerken die zij ontleenden aan de kerk van Jeruzalem, welke door de apostelen zelf opgericht en georganiseerd werd, als van God afkomstig beschouwd worden.” — Institutes of Ecclesiastical History, Ancient and Modern, Deel I, blz. 67, 68.
13 Jehovah’s Getuigen zijn ervan overtuigd dat de eerste-eeuwse gemeenten van Jezus’ volgelingen in overeenstemming met de goddelijke wil georganiseerd werden. Naar dat model worden er derhalve in deze tijd onder de Getuigen opzieners en dienaren in de bediening door heilige geest aangesteld om gemeentelijke aangelegenheden te behartigen. — Handelingen 20:28; Filippenzen 1:1.
14. (a) Hoe werd er toezicht uitgeoefend over de eerste-eeuwse christelijke gemeenten? (b) Waarom liet de apostel Paulus Titus op Kreta achter?
14 In de eerste eeuw hadden de apostelen en oudere mannen in Jeruzalem het algemene toezicht over de gemeenten, hoewel sommige mannen op bepaalde terreinen het opzicht uitoefenden en een zekere mate van autoriteit aan anderen konden overdragen (Handelingen 14:21-23; 15:1, 2). Zo gaf de apostel Paulus de christelijke opziener Titus de toewijzing zorg te dragen voor bepaalde aangelegenheden op het eiland Kreta in de Middellandse Zee. In verband daarmee zei Paulus tot Titus: „Daarom heb ik u op Kreta achtergelaten, opdat gij alles daar zoudt organiseren en in elke stad ouderlingen zoudt aanstellen, op de manier die ik u heb gezegd” (Titus 1:5, JB). Wij kunnen er heel zeker van zijn dat de instructies die in de aan Titus gerichte brief werden verschaft, hem hielpen zich van die toewijzing te kwijten, zodat de aldaar wonende christenen goed georganiseerd werden om Jehovah te dienen.
Waarom moeten wij in deze tijd goed georganiseerd zijn?
15, 16. Om welke hier vermelde redenen kunnen wij zeggen dat mensen die voor Jehovah aanvaardbaar zijn, niet slechts een ’persoonlijke verhouding met God’ kunnen hebben en niet over alle religieuze groeperingen die de wereld kent, verspreid kunnen zijn?
15 Tot dusver is schriftuurlijk aangetoond dat goede organisatie een waarmerk was van Jehovah’s dienstknechten in het verleden. De omstandigheden in deze tijd zijn niet anders. Er is derhalve voor Jehovah’s hedendaagse getuigen alle reden om goed georganiseerd te zijn.
16 Mensen die voor Jehovah aanvaardbaar zijn, kunnen niet allemaal slechts een ’persoonlijke verhouding met God’ hebben en verspreid zijn over alle religieuze groeperingen die de wereld kent. Jehovah eist ware aanbidding en staat op het punt een eind te maken aan Babylon de Grote, het wereldrijk van valse religie (Johannes 4:24; Jakobus 1:27; Openbaring 18:1-8). Verder wordt van ware christenen eenheid verlangd. Vooral in deze tijd moeten zij zich gezamenlijk in één organisatie bevinden als zij ten volle gehoor willen geven aan de raad van de apostel Paulus: „Nu vermaan ik u, broeders, bij de naam van onze Heer Jezus Christus, dat gij allen in overeenstemming met elkaar spreekt en dat er geen verdeeldheid onder u is, maar dat gij nauw verenigd zijt in dezelfde geest en in dezelfde gedachtengang.” — 1 Korinthiërs 1:10.
17. Hoe geven de woorden in Hebreeën 10:24, 25 te kennen dat dienstknechten van Jehovah God en Jezus Christus allen deel moeten uitmaken van één organisatie?
17 Bovendien mogen ware christenen het bijeenkomen op de geregeld gehouden bijeenkomsten niet nalaten. Dit geldt vooral in deze tijd, nu het einde van dit samenstel van dingen nadert (Hebreeën 10:24, 25). Willen ware dienstknechten van Jehovah God en Jezus Christus die geïnspireerde raad opvolgen, dan moeten zij vanzelfsprekend allen deel uitmaken van één organisatie.
18. (a) Hoe blijkt uit 1 Johannes 1:3 dat alle gezalfde christenen in één organisatie verenigd moeten zijn? (b) Wie hebben zich in deze „tijd van het einde” bij Jezus’ met de geest gezalfde volgelingen aangesloten, en wat zijn de feiten wat betreft de samenwerking onder alle getuigen van Jehovah?
18 De Schrift vereist dat Jezus’ gezalfde volgelingen met elkaar omgaan. In dit verband schreef de apostel Johannes: „Wat wij gezien en gehoord hebben, berichten wij ook aan u, opdat ook gij solidariteit [deel; omgang] met ons moogt hebben. En bovendien is onze solidariteit met de Vader en met zijn zoon Jezus Christus” (1 Johannes 1:3, Byington; Nieuwe-Wereldvertaling; Authorized Version). Indien Jezus’ gezalfde volgelingen elk alleen maar in een ’persoonlijke verhouding tot God’ zouden staan en niet in één organisatie verenigd zouden zijn, hoe zouden zij zich dan in deze solidariteit kunnen verheugen of omgang, deelgenootschap, met elkaar kunnen hebben? Aan dit vereiste kan alleen worden voldaan door georganiseerd te zijn. In deze tijd heeft „een grote schare” „andere schapen” zich bij Jezus’ door de geest verwekte volgelingen aangesloten. Volgens Jezus’ beschrijving van met schapen te vergelijken personen moeten wij verwachten dat deze „andere schapen” zo volledig met zijn gezalfde volgelingen samenwerken dat zij allen te zamen „één kudde” onder hem als de ’ene herder’ zouden vormen (Openbaring 7:9; Johannes 10:16). En dat is precies de situatie die wij onder Jehovah’s dienstknechten in deze „tijd van het einde” aantreffen (Daniël 12:4). Als één wereldomspannende broederschap zijn alle getuigen van Jehovah goed georganiseerd om God te dienen. — Vergelijk 1 Petrus 2:17.
19. Waarom vereist het vervullen van de predikingsopdracht samenwerking binnen één door de geest geleide organisatie?
19 Het vervullen van de opdracht te prediken en discipelen te maken, vereist ook samenwerking binnen één verenigde organisatie (Matthéüs 28:19, 20; Handelingen 1:6-8). Indien elke belijdende christen enkel in een ’persoonlijke verhouding tot God’ zou staan en bij zomaar een willekeurige religieuze groepering aangesloten zou zijn, hoe zou dan de opdracht om getuigenis af te leggen volvoerd kunnen worden? Het zou erop neerkomen dat sommigen „Sjibboleth” en anderen „Sibboleth” zouden zeggen! (Rechters 12:4-6) Hoe zouden personen die zulke uiteenlopende boodschappen zouden horen, weten wat zij zouden moeten geloven? Gezalfde christenen moeten ’er ernstig naar streven de eenheid des geestes te bewaren in de verenigende band van vrede’, en onder hen dient er slechts „één Heer, één geloof, één doop; één God en Vader van allen” te zijn (Efeziërs 4:1-6). Willen mensen de nauwkeurige waarheid horen, oprecht geloof stellen in de ware God en Jehovah’s naam aanroepen met het vooruitzicht gered te worden, dan moeten alle ware christenen het onderling eens zijn en een eensluidende boodschap hebben. Bovendien moet er in verband met het uitzenden van die waarheidsgetrouwe predikers van het „goede nieuws” één door de geest geleide organisatie gebruikt worden. — Romeinen 10:11-15.
20. Alleen welke organisatie laat thans Matthéüs 24:14 in vervulling gaan, en welk bewijs is er dat deze goed georganiseerde activiteit Gods gunst geniet?
20 Daarbij komt dat er in overeenstemming met Jezus’ profetie over zijn „tegenwoordigheid” en „het besluit van het samenstel van dingen”, ook één verenigde organisatie moet zijn die ’dit goede nieuws van het koninkrijk op de gehele bewoonde aarde predikt tot een getuigenis voor alle natiën voordat het einde komt’ (Matthéüs 24:3, 14). In deze tijd verkondigen alleen Jehovah’s Getuigen het goede nieuws dat het Koninkrijk met Jezus Christus als Koning sinds 1914 in de hemel werkzaam is. Er zijn meer dan 2.650.000 van deze goed georganiseerde Koninkrijksverkondigers en hun gelederen groeien snel omdat God hen zegent. — Jesaja 43:10-12; 60:22.
21. Wat gaan wij volgende keer beschouwen met betrekking tot Jehovah’s organisatie?
21 Wat is het in deze kritieke „laatste dagen” een voorrecht tot de grote menigten te behoren die zo goed georganiseerd zijn om Jehovah te dienen! (2 Timótheüs 3:1) Voor allen die God van ganser harte toegewijd zijn, bestaat een deugdelijke schriftuurlijke basis om loyaal te blijven dienen met zijn georganiseerde volk. En zoals wij zullen zien, zijn er goede redenen om met Jehovah’s organisatie aan een zekere en gelukkige toekomst te bouwen.
[Voetnoot]
Wat zou u antwoorden?
□ Hoe functioneren de heilige engelen in hun verhouding tot Jehovah?
□ Welke bewijzen zijn er dat het oude Israël goed georganiseerd was?
□ Hoe zou u aan de hand van de Schrift bewijzen dat de vroege volgelingen van Jezus Christus goed georganiseerd waren?
□ Waarom vereist het prediken van de Koninkrijksboodschap samenwerking binnen één organisatie?
[Illustratie op blz. 11]
In Davids tijd werden afdelingen van priesters en levieten georganiseerd om Jehovah te dienen
[Illustratie op blz. 12]
Het besturende lichaam voorzag in leiding voor de goed georganiseerde eerste-eeuwse gemeenten