Jezus’ leven en bediening
Werkers in de wijngaard
„VELEN die de eersten zijn,” zo heeft Jezus net gezegd, „zullen de laatsten zijn, en de laatsten de eersten.” Nu illustreert hij dit door een verhaal te vertellen. „Het koninkrijk der hemelen”, zo begint hij, „is gelijk aan een mens, een heer des huizes, die er vroeg in de morgen op uitging om werkers voor zijn wijngaard te huren.”
Jezus vervolgt: „Toen [de heer des huizes] met de werkers was overeengekomen hun een denarius per dag te betalen, zond hij hen uit in zijn wijngaard. Toen hij er rond het derde uur weer op uitging, zag hij anderen werkeloos op de marktplaats staan, en tot dezen zei hij: ’Gaat ook gij in de wijngaard, en ik zal u geven wat billijk is.’ Zij gingen derhalve weg. Rond het zesde en het negende uur ging hij er nog eens op uit en deed hetzelfde. Ten slotte ging hij er rond het elfde uur op uit en vond er anderen staan, en hij zei tot hen: ’Waarom staat gij hier de hele dag werkeloos?’ Zij zeiden tot hem: ’Omdat niemand ons heeft gehuurd.’ Hij zei tot hen: ’Gaat gij eveneens in de wijngaard.’”
De heer des huizes, of de eigenaar van de wijngaard, is Jehovah God, en de wijngaard de natie Israël. De werkers in de wijngaard zijn personen die in het Wetsverbond gebracht zijn, in het bijzonder de joden die in de dagen van de apostelen leven. Alleen met degenen die de hele dag zouden werken, wordt een loonovereenkomst gesloten. Het loon is een denarius voor een volle dag werk. Aangezien „het derde uur” negen uur ’s morgens is, werken degenen die op het derde, zesde, negende en elfde uur worden geroepen, respectievelijk slechts negen, zes, drie en één uur.
De werkers die de hele dag, ofte wel twaalf uur, hebben gewerkt, vertegenwoordigen de joodse leiders, die voortdurend religieuze dienst hebben verricht. Zij steken af bij Jezus’ discipelen, die zich het grootste deel van hun leven met vissen en andere wereldse activiteiten hebben beziggehouden. Pas in het najaar van 29 G.T. zond de „heer des huizes” Jezus Christus om dezen als zijn discipelen bijeen te brengen. Aldus werden zij „de laatsten” of degenen die op het elfde uur in de wijngaard begonnen te werken.
Ten slotte eindigt de symbolische werkdag met de dood van Jezus en breekt de tijd aan om de werkers uit te betalen. De ongebruikelijke regel wordt gevolgd om de laatsten eerst te betalen, zoals wordt uitgelegd: „Toen het avond werd, zei de meester van de wijngaard tot zijn opzichter: ’Roep de werkers en betaal hun hun loon, te beginnen met de laatsten en zo tot de eersten.’ Toen de mannen van het elfde uur kwamen, ontvingen zij ieder een denarius. Toen nu de eersten kwamen, maakten zij de gevolgtrekking dat zij meer zouden ontvangen, maar ook zij kregen elk een denarius uitbetaald. Toen zij die ontvingen, gingen zij tegen de heer des huizes murmureren en zeiden: ’Deze laatsten hebben één uur gewerkt; toch hebt gij hen gelijkgesteld met ons, die de last van de dag en de brandende hitte hebben gedragen!’ Maar hij gaf een van hen ten antwoord: ’Vriend, ik doe u geen onrecht. Zijt gij niet met mij overeengekomen voor een denarius? Neem het uwe en ga heen. Ik wil aan deze laatste hetzelfde geven als aan u. Is het mij niet geoorloofd om met mijn eigen dingen te doen wat ik wil? Of is uw oog boos omdat ik goed ben?’” Tot besluit herhaalde Jezus iets wat hij al eerder had gezegd: „Aldus zullen de laatsten de eersten zijn, en de eersten de laatsten.”
De denarius werd niet ten tijde van Jezus’ dood gegeven, maar met Pinksteren 33 G.T., toen Christus, de „opzichter”, heilige geest op zijn discipelen uitstortte. Deze discipelen van Jezus waren als „de laatsten”, of de werkers van het elfde uur.
De denarius beeldde niet de gave van de heilige geest zelf af. De denarius was iets wat de discipelen hier op aarde moesten gebruiken. Het was iets wat hun bestaan, hun eeuwige leven, betekende. Het was het voorrecht een geestelijke Israëliet te zijn, gezalfd om over Gods koninkrijk te prediken.
Degenen die het eerst in dienst waren genomen, merkten al gauw dat Jezus’ discipelen hun loon hadden ontvangen en zagen hen de symbolische denarius gebruiken. Maar zij wilden meer dan de heilige geest en de daarmee verbonden Koninkrijksvoorrechten. Hun gemurmureer en hun bezwaren namen de vorm aan van vervolging van Christus’ discipelen, ’de laatste’ werkers in de wijngaard.
Is die eerste-eeuwse vervulling de enige vervulling van Jezus’ illustratie? Nee, de geestelijken van de christenheid in deze twintigste eeuw waren krachtens hun respectieve posities en verantwoordelijkheden als „eersten” in dienst genomen om in Gods symbolische wijngaard te werken. Zij beschouwden de opgedragen predikers die verbonden waren met de Watch Tower Bible and Tract Society, als „de laatsten” die een geldige toewijzing in Gods dienst hadden ontvangen. Maar in werkelijkheid waren juist deze personen, op wie de geestelijken neerzagen, in het bezit gekomen van de denarius — de eer om als gezalfde ambassadeurs van Gods hemelse koninkrijk te dienen. Matthéüs 19:30–20:16.
◆ Wat wordt afgebeeld door de wijngaard? Wie worden afgebeeld door de eigenaar van de wijngaard, de werkers die de hele dag hadden gewerkt en degenen die dit één uur hadden gedaan?
◆ Wanneer eindigde de symbolische werkdag, en wanneer werd het loon uitbetaald?
◆ Wat wordt door de uitbetaling van de denarius afgebeeld?