Ouderlingen — behoed het u toevertrouwde pand
„Schenkt aandacht aan uzelf en aan de gehele kudde, onder welke de heilige geest u tot opzieners heeft aangesteld, om de gemeente van God te weiden, welke hij met het bloed van zijn eigen Zoon heeft gekocht.” — HANDELINGEN 20:28.
1. Wat omvat het christelijke pand?
JEHOVAH GOD heeft hen die deel uitmaken van zijn aardse organisatie, een schitterend pand toevertrouwd. Maar wat is een pand? Het is iets van waarde dat is toevertrouwd aan iemand die rekenschap moet afleggen. Het christelijke pand omvat „het patroon van gezonde woorden”, de waarheid die tot ons is gekomen door middel van de Schrift en die ons als ’voedsel te rechter tijd’ wordt verstrekt door „de getrouwe en beleidvolle slaaf” (2 Timótheüs 1:13, 14; Matthéüs 24:45-47). Dit pand omvat ook de bediening die met de waarheid samengaat, daar de waarheid immers binnen en buiten de gemeente gepredikt moet worden (2 Timótheüs 4:1-5). Koninkrijksverkondigers, met inbegrip van door de geest aangestelde ouderlingen, dienen dit pand uiterst kostbaar te achten.
2. Welk pand hebben ouderlingen daarbij nog, en wat zei Petrus erover?
2 Christelijke ouderlingen hebben nog een pand toevertrouwd gekregen — de verantwoordelijkheid Gods kudde te weiden. In dit verband schreef de apostel Petrus: „Aan de oudere mannen onder u [geef ik] deze vermaning, want ook ik ben een oudere man evenals zij en een getuige van het lijden van de Christus, ja, een deelhebber aan de heerlijkheid die geopenbaard zal worden: Weidt de kudde Gods die aan uw zorg is toevertrouwd, niet onder dwang, maar gewillig; noch uit liefde voor oneerlijke winst, maar bereidwillig; noch als personen die heersen over hen die Gods erfdeel zijn, maar door u voorbeelden voor de kudde te betonen. En wanneer de opperherder openbaar gemaakt is, zult gij de onverwelkelijke kroon der heerlijkheid ontvangen.” — 1 Petrus 5:1-4.
3. Waarvan moeten christelijke ouderlingen een bron zijn?
3 Christelijke ouderlingen moeten „als een wijkplaats voor de wind blijken te zijn en een schuilplaats voor de slagregen, als waterstromen in een waterloos land, als de schaduw van een zware, steile rots in een uitgeput land” (Jesaja 32:1, 2). Dit betekent dat ouderlingen een bron van zekerheid, vrede en stabiliteit dienen te zijn voor de kudde van Gods met schapen te vergelijken dienstknechten. „Meer dan gebruikelijk is” wordt er geëist van ouderlingen, of onderherders, van de kudde omdat hun „het toezicht over veel” is gegeven (Lukas 12:48). En wat hun is toevertrouwd, is beslist een kostbaar pand dat behoed moet worden.
Waarom aan u toevertrouwd?
4. Waarom zijn er zoveel ouderlingen nodig?
4 Met de meer dan 57.000 gemeenten van Jehovah’s Getuigen over de hele wereld zijn er duizenden en nog eens duizenden geestelijk bekwame mannen nodig om zorg te dragen voor Gods kudde. Er zijn vele ouderlingen in ieder land, en dit vormt een reden tot vreugde. Over de hele wereld bezien zijn er gemiddeld zo’n zestig Koninkrijksverkondigers in elke gemeente. Er is dan ook voor ouderlingen veel werk te doen. — 1 Korinthiërs 15:58.
5. Op basis waarvan krijgt een man het voorrecht om als ouderling te dienen?
5 Als u een ouderling bent, waarom hebt u dit gezegende voorrecht dan gekregen? Omdat u bepaalde dingen hebt gedaan, en omdat u over geestelijke hoedanigheden beschikt. U moet bijvoorbeeld ijverig Gods Woord hebben bestudeerd (Jozua 1:7, 8). U moet met ijver hebben deelgenomen aan de velddienst en ook anderen hebben geholpen verkondigers van het Koninkrijk te worden. Na ’eerst op geschiktheid te zijn beproefd’, hebt u getrouw gediend als dienaar in de bediening. U ’hebt getracht een opzienersambt te verkrijgen’, in de zin dat u ernaar hebt gestreefd de bekwaamheden daarvoor te verwerven, in het besef dat een opziener te zijn „een voortreffelijk werk” is (1 Timótheüs 3:1, 10). Net als over Timótheüs werd over u ’een goed bericht uitgebracht door de broeders’ (Handelingen 16:2). Toen u als ouderling werd aanbevolen, was u waarschijnlijk achter in de twintig of ouder nog, en u bezat levenservaring. De gemeente was u gaan respecteren als een geestelijk rijpe, te benaderen broeder die in staat is doeltreffende schriftuurlijke raad te geven en die vertrouwelijke inlichtingen voor zich kan houden. — Spreuken 25:9, 10.
Hoe uw pand te behoeden
6, 7. Welke raad verschaft 1 Timótheüs 4:13-15 om een man te helpen het hem als ouderling toevertrouwde pand te behoeden?
6 Ja, als u een ouderling bent, waren er goede redenen voor dat u christelijk toezicht toevertrouwd kreeg. En wat hebt u zich bevoorrecht gevoeld! Maar hoe kunt u het u toevertrouwde pand behoeden?
7 Eén manier om het u als ouderling toevertrouwde pand te behoeden is positief en ijverig te zijn in het behartigen van uw taken. Wij hebben allen in Jehovah’s organisatie toewijzingen die met grote of minder grote verantwoordelijkheid gepaard gaan. Blijf dus op uw plaats en stel u er tevreden mee ’u als een mindere te gedragen’ (Lukas 9:46-48; vergelijk Rechters 7:21). Acht uw voorrechten kostbaar, en wees nooit iemand die „met lakse hand werkt” (Spreuken 10:4). Sta niet stil, maar maak met Jehovah’s hulp vorderingen in alle aspecten van de bediening. Ja, volg deze raad die Paulus aan Timótheüs gaf: „Ga er . . . mee voort u toe te leggen op het voorlezen, het vermanen, het onderwijzen. Veronachtzaam de gave in u niet, die u werd gegeven door middel van een voorzegging en toen het lichaam van oudere mannen u de handen oplegde. Denk diep over deze dingen na, ga er geheel in op, opdat uw vooruitgang aan allen openbaar moge zijn.” — 1 Timótheüs 4:13-15.
8. Wat zal een ouderling helpen gedegen raad te geven en op vergaderingen iets mee te delen wat geestelijk verrijkend is?
8 Zorg ervoor dat u een goed, vruchtbaar schema voor persoonlijke studie handhaaft. Als ouderling wordt er terecht van u verwacht dat u gedegen schriftuurlijke raad geeft. Hebt u, om u voor deze verantwoordelijkheid toe te rusten, de bijbel helemaal doorgelezen en daarbij over het gelezene gemediteerd — en dat wellicht al vele malen? (Spreuken 15:28) Hoe staat het met uw toewijzingen voor het podium? Bereid ze goed voor, er in gebed Jehovah’s hulp bij vragend opdat u degenen die op onze vergaderingen aanwezig zijn, iets mag meedelen wat geestelijk verrijkend is. Vooral ouderlingen dienen woorden te spreken ’die goed zijn tot opbouw, opdat daardoor iets meegedeeld mag worden wat gunstig is voor de hoorders’. — Efeziërs 4:29; Romeinen 1:11.
9. Wat moet een ouderling volgens 2 Timótheüs 4:2 doen?
9 Sla als ouderling acht op Paulus’ aansporing: „Predik het woord, houd u er als met een dringende zaak mee bezig, in gunstige tijd, in moeilijke tijd, wijs terecht, berisp, vermaan, met alle lankmoedigheid en kunst van onderwijzen” (2 Timótheüs 4:2). Paulus was bezorgd voor afval omdat sommigen in de gemeente ’streden over woorden’, zich bezighielden met ’dwaze twistvragen’ en ’de waarheid niet gunstig gezind waren’ (2 Timótheüs 2:14-18, 23-25; 3:8-13; 4:3, 4). Of de gemeente nu een ongunstige of een gunstige tijd doormaakte, Timótheüs moest ’het woord prediken’. Dit zou medegelovigen sterken om aan afval weerstand te bieden. Evenzo moeten in deze tijd ouderlingen het diep doordringende Woord prediken, Gods boodschap, die het hart bereikt en aanmoedigt om aan Gods maatstaven vast te houden. — Hebreeën 4:12.
10. Waarom dient een ouderling regelmatig met leden van zijn gezin en anderen in de velddienst te werken?
10 Om met gezag te kunnen spreken, moet een ouderling in harmonie met Gods Woord leven. Maar hij behoedt het hem toevertrouwde pand niet volledig als hij alleen binnen de gemeente, op het podium, ’het woord predikt’. In dezelfde context drong Paulus er bij Timótheüs op aan: „Doe het werk van een evangelieprediker.” Om als ouderling ’uw bediening ten volle te volbrengen’ moet u Gods Woord „in het openbaar en van huis tot huis” prediken (2 Timótheüs 4:5; Handelingen 20:20, 21). Werk daarom in de velddienst met leden van uw gezin. Dit kan de geestelijke band tussen u en uw vrouw verdiepen en zal ook uw kinderen zeer ten goede komen. Besteed er ook wat tijd aan met andere leden van de gemeente in de prediking samen te werken. Dit versterkt geestelijke banden en doet broederlijke liefde toenemen (Johannes 13:34, 35). Natuurlijk moet een ouderling ernaar streven evenwichtig te zijn in het verdelen van kostbare tijd tussen zijn gezin en de gemeente. Door onderscheidingsvermogen te gebruiken zal hij voorkomen te veel tijd te geven aan het een en daardoor het ander te verwaarlozen en te schaden.
11. Waarom dient een ouderling er hard aan te werken zijn bekwaamheid als onderwijzer te vergroten?
11 Om het u als ouderling toevertrouwde pand te behoeden moet u ook hard werken om uw bekwaamheid als onderwijzer te vergroten. „Hij die onderwijst, laat hij zich toeleggen op zijn onderwijs”, zei Paulus, „of hij die vermaant, laat hij zich toeleggen op zijn vermanen” (Romeinen 12:7, 8). Aangezien een onderwijzer anderen staat te onderrichten, hebben zij het recht veel van hem te verwachten. Als een ouderling ernstig zou dwalen in zijn onderwijs en dit voor medegelovigen problemen veroorzaakt, komt hij in aanmerking voor een oordeel van God. Ja, leraren ’zullen een zwaarder oordeel ontvangen’ (Jakobus 3:1, 2; Matthéüs 12:36, 37). Ouderlingen moeten dus serieuze studenten van Gods Woord zijn en dat in het leven toepassen. Dan zal hun schriftuurlijke onderwijs, ondersteund door persoonlijke toepassing ervan, zeer gewaardeerd worden door medegelovigen. Het zal de gemeente ook afschermen tegen ongezonde invloeden, met inbegrip van afval.
Vermijd valkuilen
12. Welke vroeger al eens in dit tijdschrift gepubliceerde raad zal een ouderling helpen het verkeerde gebruik van de tong te vermijden?
12 Behoed uw pand als ouderling ook door valkuilen te vermijden. Een hiervan is een verkeerd gebruik van de tong als leraar. De noodzaak voor voorzichtigheid in dit opzicht is reeds vroeg door Jehovah’s organisatie beklemtoond. Zo besprak dit tijdschrift in zijn uitgave van 15 mei 1897 Jakobus 3:1-13 en zei speciaal ten aanzien van ouderlingen: „Indien zij een welsprekende tong bezitten, kan dat een kanaal zijn voor een grote zegen, waardoor grote aantallen kunnen worden gewonnen voor de Heer, de waarheid en de weg der rechtvaardigheid; maar daar staat tegenover dat indien de tong verontreinigd is met dwaling, ze een haast niet te beschrijven schade kan aanrichten — schade aan het geloof, aan de zeden, aan goede werken. Het is werkelijk een feit dat al wie de gave van onderwijzen beoefent, zichzelf daarmee een grotere aansprakelijkheid bezorgt in de ogen van God en mensen. . . . Wie een bron willen zijn waaruit het goddelijke Woord kan voortkomen, dat zegen en verkwikking en sterkte schenkt, dienen erop toe te zien dat bittere wateren, valse leringen die een vloek zouden veroorzaken, een schadelijk woord — dat God onteert en zijn Woord verdraait — in hen geen kanaal vinden om tot uitdrukking te komen. In de keuze van leiders voor vergaderingen dient de kwalificatie aangaande de ’tong’, zoals hier vastgelegd, niet over het hoofd gezien te worden. Niet degenen met de vurige tong moeten gekozen worden, maar de meer zachtaardigen, de gematigden, die hun tong ’intomen’ en wier streven het is met alle zorgvuldigheid slechts ’te spreken als de uitspraken Gods’.” Hoe belangrijk is het dat een ouderling zijn tong juist gebruikt!
13. Waarop moeten ouderlingen letten in verband met ontspanning?
13 Ook overmaat van ontspanning is een valkuil die vermeden moet worden. Ontspanning moet een christen verkwikken en opbouwen, maar niet uitputten en afleiden. Bovendien moeten opzieners „matig in gewoonten” zijn (1 Timótheüs 3:2). Als matigheid de boventoon voert bij wat u op het vlak van ontspanning onderneemt, zal dit u en uw gezin beschermen en een voortreffelijk voorbeeld voor de gemeente verschaffen. U zou niet bepaald een goed voorbeeld geven als u keer op keer in het weekeinde weg was voor ontspanning terwijl uw medegelovigen ijverig bezig waren in de velddienst. Het goede nieuws moet gepredikt worden, en ouderlingen dienen als ijverige Koninkrijksverkondigers de leiding te nemen in dit werk. — Markus 13:10; Titus 2:14.
14. (a) Welke schriftuurlijke voorbeelden leggen de nadruk op de noodzaak dat ouderlingen zich hoeden voor seksuele immoraliteit? (b) Welke herhaaldelijk gegeven raad aangaande het helpen van geestelijke zusters mogen ouderlingen niet negeren?
14 Seksuele immoraliteit is nog een valkuil die men moet vermijden. Het morele verval van de wereld kan zelfs een ouderling beïnvloeden als hij geen weerstand biedt aan de verlokkingen die Satan gebruikt in zijn pogingen de rechtschapenheid van Gods volk te verbreken. (Vergelijk Matthéüs 4:1-11; 6:9, 13.) Bedenk dat de profeet Bileam, na vruchteloze pogingen de Israëlieten te vervloeken, redeneerde dat Jehovah zelf hen zou vervloeken als zij ertoe verleid konden worden seksaanbidding te beoefenen. Daarom leerde Bileam de Moabitische koning Balak „een struikelblok voor de zonen van Israël te leggen, dat zij dingen zouden eten die aan afgoden ten slachtoffer waren gebracht en hoererij zouden bedrijven”. Vermeden zij die valkuil? Nee, want 24.000 Israëlieten stierven in een door Jehovah gezonden gesel omdat zij immorele betrekkingen hadden met Moabitische vrouwen en zich voor hun goden neerbogen (Openbaring 2:14; Numeri 25:1-9). Bedenk ook dat zelfs David, ’een man aangenaam naar Gods hart’, struikelde en in de valkuil van seksuele immoraliteit viel (1 Samuël 13:14; 2 Samuël 11:2-4). Sla als ouderling dus acht op de herhaaldelijk door ’de getrouwe beheerder’ gegeven raad een geestelijke zuster nooit alleen hulp te bieden maar ervoor te zorgen dat er een tweede ouderling bij is als u deze verantwoordelijkheid behartigt. — Lukas 12:42.
15. Hoe kan het gezin van een ouderling hem helpen de valkuil van materialisme te vermijden?
15 Nog een valkuil die door een ouderling vermeden moet worden, is materialisme. Wees tevreden met wat noodzakelijk is, in de wetenschap dat Jehovah’s voorzieningen toereikend zullen zijn (Matthéüs 6:25-33; Hebreeën 13:5). Oefen uw gezin erin zuinig te zijn, want verspilling is een dief van tijd en middelen die gebruikt hadden kunnen worden om het gezin te helpen alsook om aan de velddienst deel te nemen, de gemeente te versterken en Koninkrijksbelangen te bevorderen. Een ouderling vaart er wel bij als zijn gezin in dit opzicht meewerkt en is dankbaar dat zij hem niet onder druk zetten voor dingen die niet echt nodig zijn. Ja, „beter is een weinig in de vrees voor Jehovah, dan een overvloedige voorraad en verwarring daarbij”. — Spreuken 15:16.
„Schenkt aandacht aan uzelf”
16. Welke raad gaf Paulus de opzieners van Éfeze?
16 Willen ouderlingen het hun toevertrouwde pand behoeden, dan zullen zij Paulus’ raad aan de opzieners van Éfeze moeten toepassen. Hij zei hun: „Schenkt aandacht aan uzelf en aan de gehele kudde, onder welke de heilige geest u tot opzieners heeft aangesteld, om de gemeente van God te weiden, welke hij met het bloed van zijn eigen Zoon heeft gekocht. Ik weet dat er na mijn heengaan onderdrukkende wolven bij u zullen binnendringen, die de kudde niet teder zullen behandelen, en uit uw eigen midden zullen mannen opstaan die verdraaide dingen zullen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken. Blijft daarom wakker en houdt in gedachte dat ik drie jaar lang, nacht en dag, niet heb opgehouden een ieder onder tranen ernstig te vermanen.” — Handelingen 20:28-31.
17, 18. Welke ongeveer tachtig jaar geleden in dit tijdschrift gepubliceerde raad is nog steeds op christelijke ouderlingen van toepassing?
17 Meer dan tachtig jaar geleden citeerde The Watch Tower (1 maart 1909) deze raad van Paulus aan medeouderlingen en gaf daarbij als commentaar: „Het zijn de Ouderlingen waar dan ook die hier speciaal acht op dienen te geven; want in iedere beproeving worden de meest bevoorrechten en de meest prominenten het ernstigst bestookt en getest. Daarom ook dat Jakobus vermaant: ’Laten er van u niet velen leraar zijn, broeders, wetende dat een man er des te ernstiger om beproefd zal worden.’ Wij evenzo vermanen alle Ouderlingen die een zuiver, onzelfzuchtig hart hebben, dat zij niets dan liefde en goede wensen voor de hele mensheid hebben, en dat zij meer en meer vervuld raken van de vruchten en genaden van de heilige Geest, eveneens aandacht schenkend aan de kudde. Bedenk dat de kudde van de Heer is en dat gij een verantwoordelijkheid tegenover de Heer hebt alsook tegenover hen. Bedenk dat gij over hun zielen (belangen) dient te waken als personen die rekenschap moeten geven aan de Grote Opperherder. Bedenk dat het belangrijkste is Liefde, in alles; en, zonder leringen te verwaarlozen, geef vooral aandacht aan de ontwikkeling van de Geest van de Heer onder de verschillende leden van zijn Lichaam, opdat zij aldus ’geschikt mogen worden gemaakt voor het erfdeel van de heiligen in het licht’, en er, overeenkomstig de Goddelijke wil, niet toegelaten wordt dat zij in deze boze dag struikelen maar dat zij na alles gedaan te hebben in volledigheid staan in Christus, zijn Lichaam, zijn Leden, zijn Mede-Offeraars, zijn Mede-Erfgenamen.”
18 Die woorden waren gericht tot met de geest gezalfde ouderlingen en medegelovigen in overeenstemming met het begrip en de omstandigheden van Jehovah’s organisatie in die vroegere dagen. Maar hoe goed is die raad heden van toepassing! Of hun hoop nu hemels is of aards, christelijke ouderlingen moeten aandacht schenken aan zichzelf, het hun toevertrouwde pand behoeden en met liefde zorg dragen voor de belangen van Gods kudde.
Vreugde spruit voort uit het behoeden van het toevertrouwde pand
19, 20. Waarom kan er gezegd worden dat vreugde er het gevolg van is wanneer ouderlingen het hun toevertrouwde pand behoeden?
19 Geluk — ja, een diepe vreugde — is er het gevolg van als u het u als christelijke ouderling toevertrouwde pand behoedt. Het geeft vreugde zich op juiste wijze van een serieuze verantwoordelijkheid te kwijten. Wees dus waakzaam, zoek Jehovah’s hulp in gebed, wees ijverig. Behoed het u als ouderling toevertrouwde pand en zie vooruit naar de tijd dat u net als de man met de inkthoorn van een secretaris kunt zeggen: „Ik heb gedaan juist zoals gij mij geboden hebt.” — Ezechiël 9:3, 4, 11.
20 Ja, werk loyaal als een ouderling, opdat van u hetzelfde gezegd kan worden als van Noach: „Juist zo deed hij” (Genesis 6:22). Van zo’n ijverige dienst trekt de gemeente op vele manieren voordeel. Het belangrijkste is dat Jehovah wordt geëerd door sterke, actieve gemeenten waarin dienst wordt verricht door getrouwe ouderlingen die het hun toevertrouwde pand behoeden. Maar er is meer vereist om werkelijk te mogen horen: „Wel gedaan, goede slaaf!” (Lukas 19:17) Als ouderling moet u Gods kudde ook met tederheid behandelen.
Wat zou u antwoorden?
◻ Welk pand heeft een christelijke ouderling bovendien nog toevertrouwd gekregen?
◻ Wat kan een ouderling in positieve zin doen om het hem toevertrouwde pand te behoeden?
◻ Welke valkuilen moet een ouderling vermijden om zijn pand te behoeden?
◻ Waarom heeft het vreugde tot gevolg wanneer ouderlingen hun pand behoeden?
[Illustratie op blz. 10]
Christelijke ouderlingen moeten als „een schuilplaats voor de slagregen” zijn
[Illustratie op blz. 12]
Heb als ouderling een regelmatig aandeel aan de velddienst met leden van uw gezin en anderen
[Illustratie op blz. 13]
Als u het u als ouderling toevertrouwde pand behoedt, zal de gemeente daar op vele manieren voordeel van trekken