Hebben zij bewezen dat de bijbel onwaar is?
HEBBEN geleerden en bijbelcritici werkelijk bewezen dat de bijbel dwalingen en ficties bevat? Voordat u dit aanneemt, moet u bedenken dat veel geleerden hun mening weliswaar op een positieve en gezaghebbende wijze poneren, maar dat zij niet altijd gelijk hebben. Vaak steunen hun ideeën op een wankel fundament.
Twijfelachtige vooronderstellingen
Beschouw eens, als een voorbeeld van een gezaghebbend klinkende uitspraak van een bijbelcriticus, wat S. R. Driver over het boek Daniël heeft gezegd. Vanouds is men er altijd van uitgegaan dat Daniël zelf dit boek in de zesde eeuw v.G.T. in Babylon heeft geschreven (Daniël 12:8, 9). Maar Driver beweerde dat het veel later geschreven is. Waarom? Eén „bewijs” was dat het boek Griekse woorden bevat, en Driver beweerde: „Deze woorden, zo kan men gerust stellen, konden alleen in het boek Daniël gebruikt zijn als het was geschreven na de verbreiding van Griekse invloeden in Azië door de veroveringen van Alexander de Grote.” Alexanders veroveringen vonden omstreeks 330 v.G.T. plaats.
Drivers verklaring zou niet stelliger kunnen zijn. Ter ondersteuning noemt hij echter slechts drie Griekse woorden, namen van muziekinstrumenten (Daniël 3:5). Maar de Grieken hebben al vanaf een vroeg stadium van de opgetekende geschiedenis nauwe banden onderhouden met westelijk Azië, dus welke grond is er dan voor de bewering dat er in de zesde eeuw v.G.T. in Babylon geen muziekinstrumenten met een Griekse naam werden gebruikt? Wat een ondeugdelijke basis om de datering en het auteurschap van het boek Daniël in twijfel te trekken!
Nog een voorbeeld is datgene wat over de eerste vijf boeken van de bijbel wordt gezegd. Vanouds neemt men aan dat ze omstreeks 1500 v.G.T. grotendeels door Mozes zijn geschreven. Critici beweren echter verschillende schrijfstijlen in de boeken te onderscheiden. Ook valt het hun op dat er soms op God wordt gedoeld met Gods naam, Jehovah, en soms met het Hebreeuwse woord voor „God”. Uit dergelijke waarnemingen concluderen zij dat deze bijbelboeken in werkelijkheid een samensmelting zijn van documenten die in verschillende tijden zijn geschreven en dat ze pas enige tijd na 537 v.G.T. hun definitieve vorm hebben gekregen.
Deze theorie wordt algemeen geloofd, maar niemand heeft uitgelegd waarom het voor Mozes onmogelijk was de Schepper zowel God als Jehovah te noemen. Niemand heeft aangetoond dat Mozes niet in verschillende stijlen kon schrijven als hij verschillende onderwerpen behandelde, dat hij niet op verschillende tijden in zijn leven schreef of geen gebruik maakte van oudere bronnen. Bovendien, zoals John Romer opmerkte in zijn boek Testament — The Bible and History, „is een fundamenteel bezwaar tegen deze hele analysemethode dat er tot op de huidige dag nog geen enkel oud tekstfragment is gevonden dat als een bewijs zou kunnen dienen voor het bestaan van de verschillende tekstbronnen waar de moderne wetenschap in haar theorieën zo graag mee werkt”.
Een fundamentele veronderstelling van veel bijbelcritici wordt toegelicht in McClintock en Strongs Cyclopedia: „De onderzoekers . . . gaan uit van de veronderstelling dat de geschiedkundige feiten die aan de verhalen ten grondslag liggen, zuiver natuurlijke feiten zijn, van soortgelijke aard als andere ons bekende feiten. . . . Vermeldt een schrijver een gebeurtenis die buiten het terrein van bekende natuurwetten ligt als feit? Dan . . . [heeft] de beweerde gebeurtenis zich niet voorgedaan.”
Zo veronderstellen velen dat er zich geen wonderen voorgedaan kunnen hebben, omdat ze in strijd zijn met de bekende natuurwetten. Evenzo moeten profetieën die zich tot ver in de toekomst uitstrekken onmogelijk zijn, aangezien mensen niet ver in de toekomst kunnen kijken. Elk wonder moet een legende of een mythe zijn. Elke profetie die duidelijk in vervulling is gegaan, moet na de vervulling ervan zijn opgetekend.a Daarom betogen sommigen dat de profetieën uit het boek Daniël tegen de tweede eeuw v.G.T. in vervulling zijn gegaan en het boek dus in die tijd geschreven moet zijn.
Een dergelijke hypothese stoelt echter op een geloofsartikel: dat God hetzij niet bestaat of, als hij bestaat, nooit in de menselijke geschiedenis ingrijpt. De hele strekking van de bijbel is beslist dat God wel degelijk bestaat en zich actief met de menselijke geschiedenis bezighoudt. Indien dit waar is — en de bewijzen tonen aan dat het zo is — wordt de basis voor de moderne bijbelkritiek grotendeels ontkracht.
Heeft de moderne wetenschap de bijbel in het ongelijk gesteld?
Wat valt er echter te zeggen over de bewering dat de wetenschap heeft aangetoond dat wij niet in de bijbel kunnen geloven? De waarheid is dat waar de bijbel raakpunten heeft met wat wij wetenschap noemen, de bijbelse uitspraken meestal niet in strijd zijn met wat hedendaagse geleerden onderwijzen.
De bijbel bevat bijvoorbeeld zeer praktische geboden inzake hygiëne en overdraagbare ziekten. In het boek Manual of Tropical Medicine wordt hierover opgemerkt: „Iedereen moet wel onder de indruk komen van de zorgvuldige hygiënische voorzorgsmaatregelen in de Mozaïsche tijd. . . . Ziekten werden weliswaar zeer eenvoudig geclassificeerd — [namelijk] in acute kwalen, ’plaag’ genoemd, en chronische kwalen gepaard gaande met een soort uitslag, ’melaatsheid’ genoemd — maar de bijzonder strenge quarantaineregels hebben ongetwijfeld veel goeds tot stand gebracht.”
Beschouw ook eens de in de bijbel voorkomende verklaring: „Alle winterstromen gaan uit naar de zee; toch is de zee zelf niet vol. Naar de plaats waar de winterstromen uitgaan, daarheen keren ze terug om uit te gaan” (Prediker 1:7). Dit klinkt als de beschrijving van de waterkringloop die thans in leerboeken wordt aangetroffen. De rivieren voeren water naar de zee, waar het verdampt en in de vorm van wolken wordt teruggebracht boven het land, om daar als regen of sneeuw te vallen en naar de rivieren terug te keren.
Evenzo stroken de conclusies van geleerden dat bergen verrijzen en wegzinken en dat de bergen van thans zich eens onder aloude zeeën hebben bevonden, met de poëtische woorden van de psalmist: „De wateren stonden zelfs boven de bergen. Bergen rezen nu op, valleivlakten daalden — naar de plaats die gij ervoor hadt gegrondvest.” — Psalm 104:6, 8.
Eén schrijver beweerde: „Alle schrijvers van het Oude Testament beschouwden de Aarde als een vlakke plaat en maakten soms melding van de pilaren die haar, naar werd verondersteld, ondersteunden.” Dit is echter niet waar. Jesaja sprak over „Een die woont boven het rond der aarde” (Jesaja 40:22). En Job zei over Hem: „Hij spant het noorden uit over de lege ruimte, hangt de aarde op aan niets” (Job 26:7). De beschrijving van de aarde als een rond lichaam dat zonder zichtbare ondersteuning in de ruimte is opgehangen, klinkt opmerkelijk modern.
Evolutie
Wat valt er te zeggen over de tegenspraak tussen de bijbel en de evolutietheorie?b De Encyclopædia Britannica bericht: „De evolutietheorie wordt door verreweg de meeste wetenschapsmensen aanvaard.” Maar de bijbel leert, in taal die eenvoudig genoeg is om in een prewetenschappelijk tijdperk begrepen te worden, dat leven het resultaat is van rechtstreekse schepping door God en dat de verschillende fundamentele levenssoorten niet zijn geëvolueerd maar werden geschapen. — Genesis 1:1; 2:7.
Evolutionisten hebben veel gemeen met bijbelcritici. Zij hebben een krachtige overtuiging en uiten zich op gezaghebbende wijze. Maar enkelen zijn eerlijk genoeg om toe te geven dat er aan de evolutietheorie zwakheden kleven. Een van hen zet uiteen: „Aangezien Darwins evolutiemodel . . . in wezen een theorie is die een historische reconstructie biedt, . . . kan het onmogelijk experimenteel of door rechtstreekse observatie geverifieerd worden, zoals normaal is in de wetenschap . . . Bovendien gaat het bij de evolutietheorie om een serie unieke gebeurtenissen, de oorsprong van het leven, de oorsprong van intelligentie, enzovoort. Unieke gebeurtenissen kunnen niet herhaald worden en kunnen niet onderworpen worden aan welk experimenteel onderzoek van welke aard maar ook” (Evolution: A Theory in Crisis, door Michael Denton). Een ander spreekt over „het feit van de evolutie”. Toch wijst hij op een aanzienlijke moeilijkheid om dit „feit” te bewijzen: „Als men naar schakels tussen belangrijke diergroepen zoekt, zijn ze er eenvoudig niet.” — The Neck of the Giraffe, door Francis Hitching.
Hoeveel kunnen zij weten?
Veel van het bewijsmateriaal voor evolutie is afkomstig van geologen en paleontologen — geleerden die het verre verleden van de aarde bestuderen. Het probleem waarmee deze geleerden te kampen hebben, heeft veel gemeen met het probleem waarmee astronomen geconfronteerd worden. Met behulp van verschillende instrumenten onderzoeken astronomen de straling die, over enorme afstanden, van sterren, planeten, melkwegstelsels en merkwaardige objecten zoals quasars afkomstig is. Terwijl zij de beschikbare inlichtingen zoveel mogelijk benutten, ontwikkelen zij theorieën over zulke moeilijk te doorgronden dingen als de aard van de sterren en de oorsprong van het universum. Zij zijn zelden in de gelegenheid hun theorieën te verifiëren, maar als zij dit doen, merken zij vaak dat ze ontoereikend of gewoon volslagen verkeerd zijn.
De radioastronoom Gerrit Verschuur schreef: „Het recente planeetonderzoek door Amerikaanse ruimtesondes heeft een schokkende schaarste aan werkelijke kennis omtrent de inhoud van de kosmos onthuld. Van dichtbij bleek Mars heel anders te zijn dan wij ons vanaf de aarde hadden kunnen voorstellen. . . . Geen enkele astronoom had verwacht dat de banden van Jupiter zo’n fantastische structuur zouden hebben . . . Saturnus bood de grootste verrassingen toen de camera’s van de Voyager onthullingen brachten van in elkaar gevlochten ringen, elkaar op gezette tijden rakelings passerende manen en meer dan 1000 smalle ringen. . . . Wat voor de ruimte geldt, schijnt ook te gelden voor laboratoriummonsters, die met steeds sterkere vergrotingen gefotografeerd worden. Elke nauwkeuriger blik onthult totaal onverwachte informatie die ons versteld doet staan en onze vroegere meningen wijzigt.”
Geologen, paleontologen en anderen die veel van het „bewijs” voor de evolutie leveren, bekommeren zich, net als de astronomen, om gebeurtenissen en dingen die heel ver van ons verwijderd zijn — niet qua afstand maar qua jaren. Evenals de astronomen zich voor hun inlichtingen verlaten op de zwakke straling die over onvoorstelbare afstanden tot ons komt, zijn deze andere geleerden gedwongen zich te verlaten op de sporen die bij toeval uit het verre verleden van onze planeet bewaard gebleven zijn. Evenals de astronomen moeten ook zij het onvermijdelijk in veel van hun conclusies bij het verkeerde eind hebben.
Kunt u in de bijbel geloven?
Nadenkende mensen hoeven derhalve niet al te zeer geïmponeerd te worden door wetenschappelijke meningen die erop neerkomen dat men geen geloof kan stellen in de bijbel. Op zich bewijst dit echter nog niet dat u er wel in kunt geloven. Om dat te kunnen, moet u doen wat veel bijbelcritici niet hebben gedaan — zelf de bijbel openslaan en hem met een ontvankelijke geest lezen (Handelingen 17:11). Enkele jaren geleden erkende een Australische scenarioschrijver, die zich altijd kritisch tegenover de bijbel had opgesteld: „Voor het eerst in mijn leven deed ik wat normaal gesproken de eerste taak van een verslaggever is: ik controleerde mijn gegevens. . . . En ik was ontzet, omdat wat ik [in de evangelieverslagen] las geen legende was en evenmin zo natuurgetrouw mogelijke fictie. Het was berichtgeving. Eerste- en tweedehandse verslagen over zeer bijzondere gebeurtenissen. . . . Berichtgeving heeft iets karakteristieks, en dat karakteristieke treft men in de Evangeliën aan.”
Wij moedigen u aan zijn voorbeeld te volgen. Lees de bijbel zelf. Als u nadenkt over de diepe wijsheid van de bijbel, de manier waarop zijn profetieën in vervulling gaan en zijn verbazingwekkende harmonie, zult u beseffen dat de bijbel meer is dan alleen maar een verzameling onwetenschappelijke mythen (Jozua 23:14). Als u zelf ziet hoe de wijsheid van de bijbel uw leven ten goede kan veranderen, zult u geen enkele twijfel koesteren dat de bijbel Gods Woord is (2 Timótheüs 3:16, 17). Ja, u kunt in de bijbel geloven. — Johannes 17:17.
[Voetnoten]
a Veel bijbelonderzoekers beseffen de onjuistheid van deze theorie, aangezien de Griekse Geschriften, die in de eerste eeuw G.T. werden geschreven, de vervulling vermelden van veel profetieën uit de Hebreeuwse Geschriften, die onloochenbaar eeuwen voordien waren geschreven. De eerste-eeuwse vervulling van alle details van Daniël 9:24-27 is bijvoorbeeld hetzij in de Griekse Geschriften of door wereldlijke geschiedschrijvers opgetekend.
b Zie voor een volledige bespreking van evolutie contra schepping het boek Leven — Hoe is het ontstaan? Door evolutie of door schepping?, in 1985 uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.
[Illustratie op blz. 7]
Paleontologen kunnen even moeilijk onderscheiden wat er in het verre verleden is gebeurd als astronomen de aard kunnen onderscheiden van de dingen die in de verre gebieden van de ruimte bestaan