Jezus’ leven en bediening
Bij de Zee van Galilea
DE APOSTELEN keren nu terug naar Galilea, zoals Jezus hun eerder had opgedragen. Maar zij weten niet zeker wat zij daar moeten doen. Na een poosje zegt Petrus tegen Thomas, Nathanaël, Jakobus en zijn broer Johannes en twee andere apostelen: „Ik ga vissen.”
„Wij gaan ook met u mee”, antwoorden de zes.
De hele nacht vangen zij niets. Als de dageraad echter aanbreekt, verschijnt Jezus aan de oever, maar de apostelen onderscheiden niet dat het Jezus is. Hij roept: „Jonge kinderen, hebt gij soms wat te eten?”
„Neen!”, roepen zij terug over het water.
„Werpt het net aan de rechterkant van de boot uit en gij zult wat vinden”, zegt hij. En als zij dit doen, kunnen zij hun net niet binnenhalen wegens de vele vissen. „Het is de Heer!”, roept Johannes uit. Petrus omgordt zich met zijn opperkleed, springt de zee in en zwemt ongeveer negentig meter naar de oever. De andere apostelen volgen in het bootje en slepen het net vol vissen achter zich aan.
Als zij aan wal gaan, blijkt daar een houtskoolvuur te zijn waarop vis ligt, en er is brood. „Haalt wat van de vis die gij zojuist hebt gevangen”, zegt Jezus. Petrus gaat aan boord en trekt het net de oever op. Er zitten 153 grote vissen in!
„Komt ontbijten”, zegt Jezus uitnodigend.
Geen van hen heeft de moed te vragen: „Wie zijt gij?”, omdat zij weten dat het Jezus is. Dit is Jezus’ zevende verschijning na zijn opstanding en de derde keer dat hij aan de apostelen als groep verschijnt. Hij zet hun nu het ontbijt voor en geeft elk van hen brood en vis.
Als zij klaar zijn met eten, vraagt Jezus aan Petrus, terwijl hij wellicht een paar hoofdbewegingen in de richting van de grote visvangst maakt: „Simon, zoon van Johannes, hebt gij mij meer lief dan deze?” Misschien bedoelt hij: Zijt ge meer gehecht aan het vissersbedrijf dan aan het werk waarop ik u heb voorbereid?
„Gij weet dat ik genegenheid voor u heb”, reageert Petrus.
„Voed mijn lammeren”, antwoordt Jezus.
Opnieuw, voor de tweede maal, vraagt hij: „Simon, zoon van Johannes, hebt gij mij lief?”
„Ja, Heer, gij weet dat ik genegenheid voor u heb”, antwoordt Petrus.
„Weid mijn schaapjes”, gebiedt Jezus opnieuw.
Dan vraagt hij nog eens, voor de derde maal: „Simon, zoon van Johannes, hebt gij genegenheid voor mij?”
Nu is Petrus bedroefd. Hij vraagt zich misschien af of Jezus aan zijn loyaliteit twijfelt. Per slot van rekening heeft Petrus, toen Jezus onlangs voor zijn leven terechtstond, driemaal ontkend hem te kennen. Daarom zegt Petrus: „Heer, gij weet alle dingen; gij weet toch dat ik genegenheid voor u heb.”
„Voed mijn schaapjes”, gebiedt Jezus voor de derde maal.
Jezus gebruikt Petrus aldus als een klankbord om ook de anderen op het hart te drukken welk werk hij hen wil laten verrichten. Hij zal binnenkort de aarde verlaten, en hij wil dat zij de leiding nemen in het dienen van degenen die in Gods schaapskudde gebracht zullen worden.
Evenals Jezus werd gebonden en terechtgesteld omdat hij het werk deed dat God hem had opgedragen, zal Petrus, zoals Jezus nu onthult, iets soortgelijks meemaken. „Toen gij jonger waart,” zegt Jezus tot hem, „placht gij uzelf te omgorden en te gaan waarheen gij wilde. Maar wanneer gij oud wordt, zult gij uw handen uitstrekken en zal een ander u omgorden en u dragen waarheen gij niet wenst te gaan.” Ondanks de marteldood die Petrus wacht, dringt Jezus er bij hem op aan: „Blijf mij volgen.”
Als Petrus zich omkeert, ziet hij Johannes en vraagt: „Heer, wat zal deze man doen?”
„Indien het mijn wil is dat hij blijft totdat ik kom,” antwoordt Jezus, „wat gaat u dat aan? Blijft gij mij volgen.”
Uit deze woorden begrepen veel discipelen dat de apostel Johannes nooit zou sterven. Maar zoals de apostel Johannes later uitlegde, zei Jezus niet over hem dat hij niet zou sterven, maar zei hij eenvoudig: „Indien het mijn wil is dat hij blijft totdat ik kom, wat gaat u dat aan?” Johannes 21:1-25; Mattheüs 26:32; 28:7, 10.
◆ Waaruit blijkt dat de apostelen niet zeker weten wat zij in Galilea moeten doen?
◆ Hoe herkennen de apostelen Jezus bij de Zee van Galilea?
◆ Hoe vaak is Jezus nu sinds zijn opstanding verschenen?
◆ Hoe beklemtoont Jezus wat hij wil dat de apostelen doen?
◆ Hoe geeft Jezus te kennen welke dood Petrus zal sterven?
◆ Welke opmerkingen van Jezus over Johannes werden door veel discipelen verkeerd opgevat?