De rol van de vrouw in de Schrift
„Deze zal Mannin worden genoemd, omdat deze uit de man werd genomen.” — GENESIS 2:23.
1, 2. (a) Hoe denken sommigen dat de bijbel vrouwen beziet? (b) Welke vergelijking moet er gemaakt worden om tot een eerlijke beoordeling te komen, en wat verklaart een naslagwerk?
HOE worden vrouwen in de Schrift bezien? De ideeën hierover lopen uiteen. In een recent boek over dit onderwerp wordt verklaard: „Volgens een tegenwoordig bestaand vooroordeel zou de bijbel vrouwen hebben gekleineerd.” Sommigen beweren dat de bijbel zowel in het Hebreeuwse als in het Griekse gedeelte vrouwen niet vriendelijk gezind is. Is dit zo?
2 Voor een eerlijke beoordeling is het juist om eerst te onderzoeken hoe vrouwen in bijbelse tijden werden behandeld onder volken die Jehovah niet aanbaden. In sommige oude beschavingen die een aanbidding van een moedergodin beoefenden, werden vrouwen geëerd als vruchtbaarheidssymbool. Zij schijnen in Babylonië en Egypte in hoog aanzien te hebben gestaan. Elders echter verging het hun slechter. In het oude Assyrië kon een man zijn vrouw naar willekeur wegsturen en haar zelfs doden als zij ontrouw was. Buitenshuis moest zij een sluier dragen. In Griekenland en Rome hadden slechts rijke vrouwen, van wie er vele courtisanes waren ofwel prostituées voor de voornamere kringen, toegang tot onderwijs en genoten een zekere mate van vrijheid. Het is dan ook verfrissend om in The New International Dictionary of New Testament Theologya te lezen: „In contrast met de rest van de oosterse (religieuze) wereld, wordt zij [de vrouw in de Hebreeuwse Geschriften] erkend als een persoon en als een partner van de man.” Dit wordt goed verwoord in het laatste boek van de Hebreeuwse Geschriften, waar Jehovah’s profeet de echtgenote van een man als zijn „partner” beschrijft en eraan toevoegt: „Jegens de vrouw van uw jeugd mag niemand trouweloos handelen.” — Maleachi 2:14, 15.
Geschapen als tegenhanger van de man
3 en voetnoot. (a) Welke werktoewijzingen gaf Jehovah Adam na zijn schepping? (b) Wat gold er, hoewel Adam toen dus nog geen vrouw had, niettemin ook vóór Eva’s schepping ten aanzien van hem, en wat was evenzeer waar ten aanzien van „de laatste Adam”, Jezus?
3 Volgens de bijbel schiep Jehovah Adam „uit stof van de aardbodem” en plaatste hem in de tuin van Eden, met het doel die te bebouwen. God bracht de wilde dieren van het veld en de vliegende schepselen tot Adam zodat hij die kon bestuderen en ze namen kon geven. Gedurende de tijd die Adam hiervoor nodig had, was hij alleen. Voor de toewijzingen die hij tot dan van Jehovah had ontvangen, was hij volmaakt, compleet, zonder dat hem iets ontbrak.b Hij had ’geen hulp als zijn tegenhanger’. — Genesis 2:7, 15, 19, 20.
4, 5. (a) Wat deed Jehovah toen het niet langer goed was dat Adam alleen bleef? (b) Welke toewijzing die een heel lange tijd in beslag zou nemen, gaf Jehovah aan Adam en Eva, en wat zou dit van hen beiden vergen?
4 Na verloop van zekere tijd verklaarde Jehovah echter dat het ’niet goed was dat de mens alleen bleef’, en hij ging ertoe over Adam een metgezel te verschaffen die met hem een aandeel zou hebben aan de taken die in het verschiet lagen. Hij bracht Adam onder narcose, nam een van zijn ribben weg en bouwde die tot een vrouw, ’been van Adams gebeente en vlees van zijn vlees’. Nu zou Adam „een hulp”, ’een tegenhanger’ hebben. „Voorts zegende God hen en God zei tot hen: ’Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde en onderwerpt haar, en hebt de vissen der zee en de vliegende schepselen van de hemel en elk levend schepsel dat zich op de aarde beweegt, in onderworpenheid.’” — Genesis 1:25, 28; 2:18, 21-23.
5 Merk op dat deze toewijzing werd gegeven aan „hen”, aan zowel de man als de vrouw. Hun samenwerking zou zich niet beperken tot het vullen van de aarde. Ze zou ook het onderwerpen van de aarde omvatten en het op juiste wijze heerschappij oefenen over alle lagere schepselen. Het zou intellectuele en geestelijke kwaliteiten vergen, en zowel de man als de vrouw bezat het noodzakelijke potentieel om deze kwaliteiten in harmonie met Gods wil te ontwikkelen.
De logische rol van de vrouw
6. (a) Wat geeft de bijbel te kennen omtrent de relatieve fysieke kracht van man en vrouw? (b) Met welke juiste kijk kunnen vrouwen Jehovah’s regeling der dingen aanvaarden?
6 Uiteraard zou het onderwerpen van de aarde ook fysieke kracht vergen. In zijn oneindige wijsheid schiep Jehovah Adam het eerst, daarna Eva. Zij werd „uit de man” geschapen, „ter wille van de man”, en kennelijk met minder fysieke kracht dan de man (1 Timotheüs 2:13; 1 Korinthiërs 11:8, 9; vergelijk 1 Petrus 3:7). Dit is een gegeven dat veel feministes, en ook sommige andere vrouwen, moeilijk schijnen te kunnen accepteren. Zij zouden beslist gelukkiger zijn als zij probeerden te begrijpen waarom Jehovah de dingen zo heeft geregeld, zodat zij dan ook hun door God gegeven rol zouden accepteren. Personen die klagen over Gods regelingen, zouden vergeleken kunnen worden met een nachtegaal die mokkend in zijn nest blijft zitten omdat hij niet zo groot is als een zeemeeuw, in plaats van naar een hoge tak te vliegen en te zingen uit dankbaarheid voor de unieke gaven die God hem gegeven heeft.
7. Waarom zou Adam goed in staat zijn om zijn gezag als hoofd uit te oefenen over Eva en de kinderen die er geboren zouden worden, maar was dit in Eva’s nadeel?
7 Voordat Eva werd geschapen, deed Adam ongetwijfeld veel levenservaring op. Gedurende deze tijd gaf Jehovah hem bepaalde instructies. Adam zou deze aan zijn vrouw moeten doorgeven, waardoor hij als Gods woordvoerder optrad. Logischerwijs had hij de leiding moeten nemen in alle aangelegenheden met betrekking tot de aanbidding en de godvruchtige activiteiten die zij zouden moeten ontplooien om hun toewijzing ten uitvoer te brengen. Wanneer er kinderen geboren zouden worden, zou hij het hoofd van het gezin zijn. Maar dit zou niet ten nadele van zijn vrouw zijn. In plaats daarvan zou het in haar voordeel zijn, omdat zij iemand zou hebben die haar zou steunen als zij haar eigen van God ontvangen autoriteit over haar kinderen uitoefende.
8. Welke goddelijke orde der dingen wordt in de bijbel uiteengezet?
8 Volgens de goddelijke ordening der dingen was Adam verantwoording verschuldigd aan Jehovah, stond Eva onder Adams gezag als hoofd, zouden kinderen onder de leiding van hun ouders staan en waren de dieren in onderworpenheid aan de mensheid. Man en vrouw hadden hun respectieve rol, en elk kon een gelukkig en produktief leven leiden. Aldus ’konden alle dingen betamelijk en volgens orde geschieden’. — 1 Korinthiërs 11:3; 14:33, 40, voetnoot.
Zonde vervormde de rol van de vrouw
9, 10. Wat waren de consequenties van de zondeval voor de man en de vrouw, en waarin heeft dit voor veel vrouwen geresulteerd?
9 Uiteraard tastte het binnendringen van zonde en onvolmaaktheid in het oorspronkelijke paradijs deze ordelijke regeling van dingen aan (Romeinen 7:14-20). Het bracht de opstandige man en zijn ongehoorzame vrouw veel narigheid (Genesis 3:16-19). Sindsdien hebben veel zelfzuchtige mannen hun rechtmatige gezag als hoofd misbruikt, waarmee zij door de eeuwen heen veel lijden over vrouwen hebben gebracht.
10 Jehovah voorzag deze specifieke consequentie van de zonde en hij zei tot Eva: „Uw sterke begeerte zal naar uw man uitgaan, en hij zal over u heersen” (Genesis 3:16). Dit heerszuchtige misbruiken van macht is niet de juiste uitoefening van het gezag als hoofd geweest. Het heeft de zondige staat van de man weerspiegeld en ook de onvolmaaktheid van de vrouw, want soms hebben vrouwen geleden omdat zij hebben geprobeerd zich de autoriteit van hun man toe te eigenen.
11. Wat geldt voor veel vrouwen, en wat schreef een auteur over vrouwen in patriarchale tijden?
11 Maar naar de mate dat bijbelse beginselen werden nageleefd, hebben veel vrouwen voldoening en geluk gevonden. Dit was zelfs zo in patriarchale tijden. In haar boek La Bible au Féminin schrijft Laure Aynard over die periode: „Wat vooral opmerkelijk is in al deze verslagen, is de belangrijke rol die door vrouwen werd gespeeld, het prestige dat zij in de ogen van de patriarchen bezaten, hun vrijmoedige initiatief, en het klimaat van vrijheid waarin zij leefden.”
Vrouwen onder de wet van Mozes
12, 13. (a) Wat was de status van vrouwen onder de wet van Mozes? (b) Hoe verging het vrouwen in geestelijk opzicht onder de Wet?
12 Volgens de wetten die Jehovah door bemiddeling van Mozes had gegeven, moesten echtgenotes ’innig geliefd’ zijn (Deuteronomium 13:6). In seksuele aangelegenheden diende de waardigheid van echtgenotes gerespecteerd te worden, en geen vrouw mocht seksueel misbruikt worden (Leviticus 18:8-19). Mannen en vrouwen waren gelijk voor de Wet als zij schuldig werden bevonden aan overspel, incest of bestialiteit (Leviticus 18:6, 23; 20:10-12). Het vijfde gebod eiste dat er gelijke eer werd gegeven aan de vader en de moeder. — Exodus 20:12.
13 Bovenal verschafte de Wet vrouwen alle gelegenheid om hun geestelijke gezindheid te ontwikkelen. Zij trokken voordeel van het voorlezen van de Wet (Jozua 8:35; Nehemia 8:2, 3). Zij waren verplicht de religieuze feesten te vieren (Deuteronomium 12:12, 18; 16:11, 14). De wekelijkse sabbat gold ook voor hen, en zij konden een nazireeërgelofte afleggen (Exodus 20:8; Numeri 6:2). Zij hadden een persoonlijke verhouding met Jehovah en baden individueel tot hem. — 1 Samuël 1:10.
14. Wat zegt een katholieke bijbelgeleerde over Hebreeuwse vrouwen, en wat kan er gezegd worden over de rol van de vrouw onder de Wet?
14 Met betrekking tot Hebreeuwse vrouwen schrijft de katholieke bijbelgeleerde Roland de Vaux: „Al het harde werk in huis kwam beslist op haar neer; zij zorgde voor het kleinvee, werkte op het veld, kookte het voedsel, spon de wol enzovoort. Al dit schijnbaar sleurse werk betekende echter niet een verlaging van haar status maar bezorgde haar achting. . . . En die weinige passages die ons een glimp bieden in de intimiteit van het gezinsleven, laten zien dat een Israëlitische vrouw door haar man werd bemind en dat hij naar haar luisterde en haar als een gelijke behandelde. . . . En het lijdt geen twijfel dat dit het normale beeld was. Het was een getrouwe weerspiegeling van het in Genesis vastgelegde onderwijs, waar te lezen stond dat God de vrouw had geschapen als een helpster voor de man, aan wie hij zich moest hechten (Gn 2:18, 24); en het laatste hoofdstuk van Spreuken zingt de lof van een goede vrouw, gezegend door haar kinderen, en de trots van haar man (Sp 31:10-31)” (Ancient Israel — Its Life and Institutions). Wanneer men zich in Israël aan de Wet hield, werden vrouwen beslist niet slecht behandeld.
Voortreffelijke vrouwen
15. (a) Hoe illustreert Sara’s gedrag een juiste verhouding tussen een man en zijn vrouw? (b) Waarom is Rachabs geval opmerkenswaard?
15 De Hebreeuwse Geschriften bevatten vele voorbeelden van vrouwen die voortreffelijke dienstknechten van Jehovah God waren. Sara vormt een schitterende illustratie van de wijze waarop een godvruchtige vrouw onderworpen kan zijn aan haar man en hem toch ook behulpzaam kan zijn bij het nemen van beslissingen (Genesis 21:9-13; 1 Petrus 3:5, 6). Het geval van Rachab is opmerkelijk. Het ontzenuwt de beschuldiging dat Jehovah vooroordeel op grond van ras laat gelden en vrouwen niet vriendelijk gezind is. Rachab was een niet-Israëlitische prostituée. Niet alleen aanvaardde Jehovah haar als aanbidster maar vanwege haar grote geloof, ondersteund door werken waaronder een verandering van levenswijze, verklaarde hij haar rechtvaardig. Bovendien beloonde hij haar met het buitengewone voorrecht een voorouder van de Messias te worden. — Mattheüs 1:1, 5; Hebreeën 11:31; Jakobus 2:25.
16. Wat illustreert het voorbeeld van Abigaïl, en waarom was haar handelwijze gerechtvaardigd?
16 Het geval van Abigaïl illustreert dat Jehovah niet verlangt dat een vrouw blindelings onderworpen is aan haar man. Haar echtgenoot was een rijk man, met grote kudden schapen en geiten. Maar hij was „hardvochtig en zijn praktijken waren slecht”. Abigaïl weigerde haar man te volgen in zijn verkeerde handelwijze. Discretie, gezond verstand, nederigheid en een snelle geest aan de dag leggend, voorkwam zij een situatie die rampspoedig zou zijn geweest voor haar huisgezin, en zij werd rijk gezegend door Jehovah. — 1 Samuël 25:2-42.
17. (a) Welk schitterend voorrecht hadden sommige vrouwen in Israël? (b) Welke les bevat het voorbeeld van Mirjam voor christelijke vrouwen die wellicht zekere dienstvoorrechten ontvangen?
17 Enkele vrouwen waren zelfs profetes. Dat was het geval met Debora, in de tijd van de rechters (Rechters hfdst. 4 en 5). Hulda was een profetes in Juda, kort voor de vernietiging van Jeruzalem (2 Koningen 22:14-20). Het geval van Mirjam is opmerkenswaard. Hoewel over haar gesproken wordt als een profetes, gezonden door Jehovah, steeg dit voorrecht haar bij een bepaalde gelegenheid kennelijk naar het hoofd. Zij liet na de autoriteit te erkennen die Jehovah haar jongere broer Mozes had gegeven om Israël te leiden, en zij werd ervoor gestraft, hoewel zij blijkbaar berouw had en hersteld werd. — Exodus 15:20, 21; Numeri 12:1-15; Micha 6:4.
Vrouwen onder het judaïsme
18, 19. Wat was de status van vrouwen in het judaïsme, en hoe kwam dit?
18 Zoals wij hebben gezien, beschermde de wet van Mozes de rechten van vrouwen, en wanneer men zich daaraan hield, konden vrouwen een bevredigend leven leiden. Maar naarmate de tijd verstreek, en vooral na de verwoesting van Jeruzalem in 607 v.G.T., ontwikkelde zich de religie van het judaïsme, die meer gebaseerd was op mondelinge tradities dan op de geschreven wet van Jehovah. Vanaf de vierde eeuw v.G.T. nam het judaïsme veel elementen van de Griekse filosofie in zich op. In het algemeen besteedden de Griekse filosofen weinig aandacht aan de rechten van vrouwen, zodat in het judaïsme vrouwen een overeenkomstige daling in status ervoeren. Vanaf de derde eeuw v.G.T. begon men de vrouwen in de joodse synagogen te scheiden van de mannen en werd ontmoedigd dat vrouwen de thora (wet van Mozes) lazen. De Encyclopaedia Judaica erkent: „Het gevolg was dat er weinig gestudeerde vrouwen waren.” Onderwijs was in hoofdzaak voor jongens.
19 In zijn boek Jerusalem in the Time of Jesus schrijft J. Jeremias: „Over het geheel genomen wordt de positie van vrouwen in de religieuze wetgeving het best weergegeven in deze voortdurend herhaalde formule: ’Vrouwen, (heidense) slaven en kinderen.’ . . . Wij kunnen aan dit alles toevoegen dat er heel wat minachtende meningen over vrouwen ten beste gegeven werden. . . . Wij hebben daarom de indruk dat ook het judaïsme in de tijd van Jezus een bar lage dunk van vrouwen had.”
Getrouwe vrouwen die de Messias verwachtten
20, 21. (a) Wie werden er, in weerwil van de minachtende houding van de joodse religieuze leiders jegens vrouwen, aangetroffen onder hen die waakzaam waren toen de tijd voor de Messias naderde? (b) Wat toont dat Elisabeth en Maria diepe godvruchtige toewijding bezaten?
20 Deze geringschattende houding tegenover vrouwen was nog een manier waarop de joodse rabbi’s ’het woord van God krachteloos maakten door hun overlevering’ (Markus 7:13). Maar ondanks deze minachting zagen, toen de tijd voor de komst van de Messias naderde, sommige godvruchtige vrouwen daar waakzaam naar uit. Een van hen was Elisabeth, de vrouw van de levitische priester Zacharias. Zij en haar man waren „rechtvaardig in Gods ogen, omdat zij onberispelijk wandelden in overeenstemming met alle geboden en wettelijke vereisten van Jehovah” (Lukas 1:5, 6). Elisabeth werd door Jehovah begunstigd doordat zij, hoewel zij onvruchtbaar was en al bejaard, de moeder werd van Johannes de Doper. — Lukas 1:7, 13.
21 Door heilige geest meegevoerd bracht Elisabeth diepe liefde tot uitdrukking voor een andere godvruchtige vrouw van haar tijd, een verwante die Maria heette. Toen tegen het eind van 3 v.G.T. de engel Gabriël Maria ervan op de hoogte bracht dat zij op wonderbaarlijke wijze zwanger zou worden en een kind (Jezus) zou baren, sprak hij haar toe met „hooglijk begunstigde” en voegde eraan toe: „Jehovah is met u.” Kort daarna bracht Maria een bezoek aan Elisabeth, die haar en het nog ongeboren kind dat zij droeg, zegende en Jezus nog voordat hij geboren was, haar „Heer” noemde. Daarop gaf Maria uiting aan lof jegens Jehovah op een wijze die duidelijk getuigt van haar diepe godvruchtige toewijding. — Lukas 1:28, 31, 36-55.
22. Welke godvrezende vrouw toonde na Jezus’ geboorte dat zij met anderen de Messias had verwacht?
22 Toen Jezus was geboren en Maria hem naar de tempel in Jeruzalem bracht om hem aan Jehovah aan te bieden, bracht een andere godvrezende vrouw, de bejaarde profetes Anna, haar vreugde tot uitdrukking. Zij dankte Jehovah en sprak over Jezus tot allen die de beloofde Messias verwachtten. — Lukas 2:36-38.
23. Hoe spreekt de apostel Petrus over getrouwe voorchristelijke vrouwen, en welke vragen zullen in het volgende artikel aan de orde komen?
23 Zo waren er, toen de tijd voor Jezus’ aardse bediening naderde, dus nog „heilige vrouwen die op God hoopten” (1 Petrus 3:5). Sommige van deze vrouwen werden discipelen van Christus. Hoe behandelde Jezus hen? En zijn er in deze tijd vrouwen die graag hun rol zoals die in de bijbel wordt uiteengezet, aanvaarden? Deze vragen zullen in het volgende artikel beschouwd worden.
[Voetnoten]
a Deel 3, blz. 1055.
b „De laatste Adam”, Jezus Christus, was evenzo een volmaakte, complete man, hoewel hij geen menselijke echtgenote had. — 1 Korinthiërs 15:45.
Vragen ter herhaling
◻ Welk contrast bestond er tussen de behandeling van vrouwen in Israël en in andere landen?
◻ Wat waren de relatieve posities van Adam en Eva, en waarom?
◻ Welke status hadden Israëlitische vrouwen onder de Wet, en waren zij in geestelijk opzicht in het nadeel?
◻ Wat zijn enkele lessen die men kan leren uit het leven van voortreffelijke vrouwen in de Hebreeuwse Geschriften?
◻ Welke voortreffelijke voorbeelden van geloof waren er in weerwil van de in het judaïsme bestaande opvattingen?
[Kader op blz. 10]
„DE VROUW DIE JEHOVAH VREEST”
„10 Een bekwame vrouw, wie kan haar vinden? Haar waarde gaat die van koralen ver te boven. 11 In haar heeft het hart van haar eigenaar vertrouwen gesteld, en winst ontbreekt er niet. 12 Zij heeft hem beloond met het goede, en niet met het kwade, al de dagen van haar leven. 13 Zij heeft wol en linnen gezocht, en zij werkt aan al wat de lust van haar handen is. 14 Zij is als de schepen van een koopman gebleken. Van verre brengt zij haar voedsel aan. 15 Ook staat zij op terwijl het nog nacht is, en geeft haar huisgezin voedsel en haar jonge vrouwen het hun voorgeschreven deel. 16 Zij heeft haar zinnen gezet op een veld en het vervolgens verworven; van de vrucht van haar handen heeft zij een wijngaard geplant. 17 Zij heeft haar heupen met sterkte omgord, en zij geeft haar armen kracht. 18 Zij heeft bemerkt dat haar koophandel goed is; haar lamp gaat ’s nachts niet uit. 19 Haar handen heeft zij uitgestoken naar het spinrokken, en haar eigen handen grijpen de spil vast. 20 Haar handpalm heeft zij naar de ellendige uitgestrekt, en haar handen heeft zij naar de arme uitgestoken. 21 Zij vreest niet voor haar huisgezin vanwege de sneeuw, want heel haar huisgezin is met dubbele kleren gekleed. 22 Spreien heeft zij zich gemaakt. Haar kleding is van linnen en roodpurpergeverfde wol. 23 Haar eigenaar is iemand die bekend is in de poorten, wanneer hij neerzit met de oudere mannen van het land. 24 Zij heeft zelfs onderkleren gemaakt en ze vervolgens verkocht, en gordels heeft zij geleverd aan de handelaars. 25 Sterkte en pracht zijn haar kleding, en zij lacht een toekomstige dag toe. 26 Haar mond heeft zij geopend in wijsheid, en de wet der liefderijke goedheid is op haar tong. 27 Zij waakt over de gang van zaken in haar huisgezin, en het brood der luiheid eet zij niet. 28 Haar zonen zijn opgestaan en hebben haar vervolgens gelukkig geprezen; haar eigenaar staat op, en hij roemt haar. 29 Er zijn vele dochters die zich bekwaam hebben betoond, maar gij — gij zijt boven hen allen uitgestegen. 30 Charme kan bedrieglijk zijn en schoonheid ijdel; maar de vrouw die Jehovah vreest, die verwerft zich lof. 31 Geeft haar van de vrucht van haar handen, en laten haar werken haar zelfs in de poorten roemen.” — Spreuken 31:10-31.
[Illustratie op blz. 8, 9]
De plaats van de vrouw in het gezin was waardig