Ouderlingen, oordeel rechtvaardig
„Bij het afnemen van een verhoor inzake geschillen tussen uw broeders, moet gij rechtvaardig oordelen.” — DEUTERONOMIUM 1:16.
1. Welke delegatie van rechterlijke autoriteit heeft er plaatsgevonden, en wat houdt dit voor menselijke rechters in?
ALS Opperste Rechter heeft Jehovah rechterlijke autoriteit aan zijn Zoon gedelegeerd (Johannes 5:27). Als Hoofd van de christelijke gemeente bedient Christus zich op zijn beurt van de getrouwe en beleidvolle slaafklasse en haar Besturende Lichaam om ouderlingen aan te stellen, die nu en dan als rechters moeten optreden (Mattheüs 24:45-47; 1 Korinthiërs 5:12, 13; Titus 1:5, 9). Als plaatsvervangende rechters zijn zij verplicht het voorbeeld van de hemelse Rechters, Jehovah en Christus Jezus, nauwkeurig na te volgen.
Christus — de voorbeeldige Rechter
2, 3. (a) Welke Messiaanse profetie onthult de hoedanigheden die Christus als Rechter bezit? (b) Welke punten zijn vooral opmerkenswaard?
2 Over Christus als Rechter werd profetisch opgetekend: „Op hem moet de geest van Jehovah komen te rusten, de geest van wijsheid en van verstand, de geest van raad en van kracht, de geest van kennis en van de vrees voor Jehovah; en hij zal vreugde scheppen in de vrees voor Jehovah. En hij zal niet richten naar wat zijn ogen alleen maar zien, noch terechtwijzen naar wat zijn oren slechts horen. En met rechtvaardigheid moet hij de geringen richten, en met oprechtheid moet hij terechtwijzing geven ten behoeve van de zachtmoedigen der aarde.” — Jesaja 11:2-4.
3 Merk in die profetie op welke hoedanigheden Christus in staat stellen „de bewoonde aarde in rechtvaardigheid te oordelen” (Handelingen 17:31). Hij spreekt recht in overeenstemming met Jehovah’s geest, goddelijke wijsheid, verstand, raad en kennis. Merk ook op dat hij in de vrees voor Jehovah oordeelt. Bijgevolg is „de rechterstoel van de Christus” in vertegenwoordigende zin „de rechterstoel van God” (2 Korinthiërs 5:10; Romeinen 14:10). Hij ziet er nauwlettend op toe dat hij kwesties net zo beoordeelt als God (Johannes 8:16). Hij oordeelt niet louter naar de uiterlijke schijn, noch naar wat hij slechts van horen zeggen weet. Hij oordeelt met oprechtheid ten behoeve van de zachtmoedigen en de nederigen. Wat een geweldige Rechter! En wat een prachtig voorbeeld voor onvolmaakte mensen op wie in deze tijd een beroep wordt gedaan om in een rechterlijke hoedanigheid op te treden!
Aardse rechters
4. (a) Wat zal gedurende de duizendjarige regering van Christus een van de functies van de 144.000 zijn? (b) Welke profetie laat zien dat enkele gezalfde christenen nog tijdens hun verblijf op aarde als rechters zouden worden aangesteld?
4 Uit de Schrift blijkt dat het betrekkelijk kleine aantal gezalfde christenen, te beginnen met de twaalf apostelen, gedurende het Millennium mederechters met Christus Jezus zal zijn (Lukas 22:28-30; 1 Korinthiërs 6:2; Openbaring 20:4). Een overblijfsel van gezalfde leden van het geestelijke Israël op aarde werd in de periode van 1918–1919 zelf geoordeeld en hersteld (Maleachi 3:2-4). Betreffende dit herstel van het geestelijke Israël werd geprofeteerd: „Ik wil weer rechters voor u terugbrengen zoals eerst, en raadslieden voor u zoals in het begin” (Jesaja 1:26). Aldus heeft Jehovah, net zoals hij „in het begin” van het vleselijke Israël had gedaan, het herstelde overblijfsel rechtvaardige rechters en raadslieden gegeven.
5. (a) Wie werden na het herstel van het geestelijke Israël ’als rechters aangesteld’, en hoe worden zij in het boek Openbaring afgeschilderd? (b) Door wie worden gezalfde opzieners nu in het rechterlijke werk geassisteerd, en hoe worden dezen tot betere rechters opgeleid?
5 Aanvankelijk waren de ’wijze mannen’ die ’als rechters werden aangesteld’ allen gezalfde oudere mannen, of ouderlingen (1 Korinthiërs 6:4, 5). Getrouwe, gerespecteerde gezalfde opzieners worden in het boek Openbaring afgeschilderd als zich bevindend in de rechterhand van Jezus, dat wil zeggen, onder zijn gezag, toezicht en leiding (Openbaring 1:16, 20; 2:1). Sinds 1935 hebben de gezalfden de loyale steun ontvangen van een steeds toenemende „grote schare”, die de hoop koestert „de grote verdrukking” te overleven en voor eeuwig op een paradijsaarde te wonen (Openbaring 7:9, 10, 14-17). Naarmate „de bruiloft van het Lam” naderbij komt, worden steeds meer leden van deze „grote schare” door het gezalfde Besturende Lichaam aangesteld om als ouderlingen en rechters in de ruim 66.000 gemeenten van Jehovah’s Getuigen over de gehele aarde te dienena (Openbaring 19:7-9). Door middel van speciale scholen worden zij opgeleid om zich van verantwoordelijkheden in de maatschappij van de „nieuwe aarde” te kwijten (2 Petrus 3:13). De Koninkrijksbedieningsschool, die aan het einde van 1991 in veel landen werd gehouden, legde de nadruk op de juiste behandeling van rechterlijke kwesties. Ouderlingen die als rechters dienst doen, zijn verplicht Jehovah en Christus Jezus, wier oordelen waarachtig en rechtvaardig zijn, na te volgen. — Johannes 5:30; 8:16; Openbaring 19:1, 2.
Rechters die ’zich met vrees gedragen’
6. Waarom dienen ouderlingen die zitting hebben in een rechterlijk comité ’zich met vrees te gedragen’?
6 Als Christus zelf in de vrees voor Jehovah en met behulp van Zijn geest oordeelt, hoeveel te meer dienen onvolmaakte ouderlingen dit dan te doen! Wanneer zij een toewijzing ontvangen om in een rechterlijk comité zitting te hebben, moeten zij ’zich met vrees gedragen’ en een beroep doen op ’de Vader, die onpartijdig oordeelt’, om hen te helpen rechtvaardig te oordelen (1 Petrus 1:17). Zij dienen te bedenken dat zij als personen die „rekenschap zullen afleggen”, te doen hebben met mensenlevens, met menselijke ’zielen’ (Hebreeën 13:17). Met het oog hierop zullen zij ook beslist rekenschap aan Jehovah moeten afleggen voor elke eventuele rechterlijke dwaling die zij begaan en die vermeden had kunnen worden. In zijn commentaar op Hebreeën 13:17 schreef J. H. A. Ebrard: „Het is de taak van de herder om te waken over de zielen die aan zijn zorg zijn toevertrouwd, en . . . hij moet rekenschap afleggen voor hen allen, ook voor de zielen die door zijn schuld verloren zijn gegaan. Dit is een ernstige verklaring. Laat iedere bedienaar van het woord bedenken dat hij dit enorm verantwoordelijke ambt vrijwillig op zich heeft genomen.” — Vergelijk Johannes 17:12; Jakobus 3:1.
7. (a) Wat moeten hedendaagse rechters in gedachte houden, en wat dient hun doel te zijn? (b) Welke lessen moeten ouderlingen uit Mattheüs 18:18-20 leren?
7 Ouderlingen die in een rechterlijke hoedanigheid optreden, moeten in gedachte houden dat de werkelijke Rechters die elke kwestie beoordelen, Jehovah en Christus Jezus zijn. Bedenk wat tot de rechters in Israël werd gezegd: „Niet voor de mens spreekt gij recht, maar voor Jehovah; en hij is met u inzake de rechtspraak. Nu dan, laat de angst voor Jehovah over u komen. . . . Aldus dient gij te doen, opdat gij geen schuld op u laadt” (2 Kronieken 19:6-10). Met eerbiedige vrees moeten de ouderlingen die een rechterlijke kwestie behandelen, hun uiterste best doen om er zeker van te zijn dat Jehovah werkelijk ’met hen is inzake de rechtspraak’. Hun beslissing dient een nauwkeurige weerspiegeling te zijn van de manier waarop Jehovah en Christus de kwestie beschouwen. Wat zij symbolisch gesproken ’binden’ (schuldig bevinden) of ’ontbinden’ (onschuldig bevinden) op aarde dient datgene te zijn wat in de hemel reeds gebonden of ontbonden is — zoals wordt onthuld door hetgeen in het geïnspireerde Woord van God geschreven staat. Indien zij in Jezus’ naam tot Jehovah bidden, zal Jezus „in hun midden” zijn om hen te helpen (Mattheüs 18:18-20, NW, Studiebijbel, voetn.; De Wachttoren van 15 februari 1988, blz. 9). Uit de atmosfeer tijdens een rechterlijk verhoor dient te blijken dat Christus werkelijk in hun midden is.
Volle-tijdherders
8. Wat is, naar het voorbeeld van Jehovah en Jezus Christus, de voornaamste verantwoordelijkheid die de ouderlingen met betrekking tot de kudde hebben? (Jesaja 40:10, 11; Johannes 10:11, 27-29)
8 Ouderlingen zijn geen volle-tijdrechters. Zij zijn wel volle-tijdherders. Zij zijn genezers, geen bestraffers (Jakobus 5:13-16). De grondgedachte die in het Griekse woord voor opziener (e·piʹsko·pos) opgesloten ligt, is die van beschermende zorg. In de Theological Dictionary of the New Testament staat: „Als aanvulling op het begrip herder [in 1 Petrus 2:25] roept de term [e·piʹsko·pos] gedachten op aan herderlijk werk dat bestaat in waken over of beschermen.” Ja, hun voornaamste verantwoordelijkheid is over de schapen te waken en hen te beschermen, hen binnen de kudde te houden.
9, 10. (a) Hoe beklemtoonde Paulus wat de voornaamste taak van ouderlingen is, en welke vraag zou dus heel goed gesteld kunnen worden? (b) Wat kan uit Paulus’ woorden in Handelingen 20:29 opgemaakt worden, en hoe kunnen ouderlingen dus proberen het aantal rechterlijke kwesties te beperken?
9 Sprekend tot de ouderlingen van de gemeente Efeze beklemtoonde de apostel Paulus precies het punt waar het om ging: „Schenkt aandacht aan uzelf en aan de gehele kudde, onder welke de heilige geest u tot opzieners heeft aangesteld, om de gemeente van God te weiden, welke hij met het bloed van zijn eigen Zoon heeft gekocht (Handelingen 20:28). Paulus legt de nadruk op het weiden, niet op het bestraffen. Sommige ouderlingen zouden er misschien goed aan doen over de volgende vraag na te denken: ’Zouden wij ons de aanzienlijke hoeveelheid tijd die nodig is om rechterlijke kwesties te onderzoeken en te behandelen, kunnen besparen als wij meer tijd en moeite aan herderlijk werk zouden besteden?’
10 Goed, Paulus waarschuwde voor „onderdrukkende wolven”. Maar verweet hij die „wolven” niet dat zij ’de kudde niet teder behandelden’? (Handelingen 20:29) En blijkt uit zijn woorden niet dat hoewel hij te verstaan gaf dat de getrouwe opzieners deze „wolven” moesten uitsluiten, de ouderlingen de andere leden van de kudde „teder” moesten behandelen? Wanneer een schaap geestelijk zwak wordt en ermee ophoudt God te dienen, wat heeft hij of zij dan nodig — slaag of genezing, bestraffing of herderlijke zorg? (Jakobus 5:14, 15) Daarom moeten ouderlingen geregeld tijd opzij zetten voor herderlijk werk. Dit kan tot het vreugdevolle resultaat leiden dat er minder tijd besteed hoeft te worden aan tijdverslindende rechterlijke kwesties waarbij door zonde overvallen christenen betrokken zijn. Stellig dienen de ouderlingen zich er in de eerste plaats om te bekommeren een bron van steun en verkwikking te zijn en aldus vrede, rust en zekerheid onder Jehovah’s volk te bevorderen. — Jesaja 32:1, 2.
Als weldadige herders en rechters dienen
11. Waarom hebben ouderlingen die zitting hebben in een rechterlijk comité onpartijdigheid en „de wijsheid van boven” nodig?
11 Grondiger herderlijk werk voordat een christen een misstap doet, zou heel goed tot minder rechterlijke kwesties onder Jehovah’s volk kunnen leiden. (Vergelijk Galaten 6:1.) Niettemin zal het wegens menselijke zonde en onvolmaaktheid van tijd tot tijd noodzakelijk zijn dat christelijke opzieners gevallen van kwaaddoen behandelen. Door welke beginselen dienen zij zich te laten leiden? Deze zijn sinds de tijd van Mozes of de tijd van de vroege christenen niet veranderd. De tot de rechters in Israël gerichte woorden van Mozes zijn nog steeds van kracht: „Bij het afnemen van een verhoor inzake geschillen tussen uw broeders, moet gij rechtvaardig oordelen . . . Gij moogt bij de rechtspraak niet partijdig zijn” (Deuteronomium 1:16, 17). Onpartijdigheid is een kenmerk van „de wijsheid van boven”, de wijsheid die voor ouderlingen die zitting hebben in een rechterlijk comité zo uitermate belangrijk is (Jakobus 3:17; Spreuken 24:23). Deze wijsheid zal hen helpen onderscheid te maken tussen zwakheid en slechtheid.
12. In welk opzicht moeten rechters niet alleen rechtvaardige mannen maar ook goede mannen zijn?
12 Ouderlingen moeten in overeenstemming met Jehovah’s maatstaven van goed en kwaad „rechtvaardig oordelen” (Psalm 19:9). Toch moeten zij, terwijl zij er moeite voor doen rechtvaardige mannen te zijn, ook proberen goede mannen te zijn, in de zin van het onderscheid dat Paulus in Romeinen 5:7, 8 maakt. In een commentaar op deze verzen onder het trefwoord „Rechtvaardigheid” staat in het werk Hulp tot begrip van de bijbel: „Uit het gebruik van de Griekse term blijkt dat de persoon die opvalt wegens of zich onderscheidt door goedheid, iemand is die welwillend is (goedgunstig gezind of erop bedacht anderen goed te doen) en een weldoener (iemand die zulk een goedheid uit eigen beweging tentoonspreidt). Hij bekommert zich er niet slechts om datgene te doen wat de gerechtigheid vereist, maar gaat verder dan dat, aangezien hij bewogen wordt door een gezonde consideratie voor anderen en de wens om hen van dienst te zijn en te helpen” (blz. 1283). Ouderlingen die niet alleen rechtvaardig zijn maar ook goed, zullen kwaaddoeners met vriendelijke consideratie bejegenen (Romeinen 2:4). Zij zullen van barmhartigheid en mededogen blijk willen geven. Zij dienen te doen wat zij kunnen om de kwaaddoener te helpen er de noodzaak van in te zien berouw te hebben, ook al schijnt hij aanvankelijk niet gunstig op hun pogingen te reageren.
De juiste instelling tijdens een verhoor
13. (a) Wanneer een ouderling als rechter optreedt, wat blijft hij dan nog steeds? (b) Welke door Paulus gegeven raad geldt ook tijdens een rechterlijk verhoor?
13 Wanneer een situatie een rechterlijk verhoor vereist, mogen opzieners niet vergeten dat zij nog steeds herders zijn, die onder leiding van „de voortreffelijke herder” met Jehovah’s schapen te doen hebben (Johannes 10:11). De raad die Paulus gaf inzake het bieden van geregelde hulp aan schapen die in moeilijkheden verkeren, geldt evenzeer tijdens een rechterlijk verhoor. Hij schreef: „Broeders, zelfs al doet iemand een misstap voordat hij zich ervan bewust is, tracht gij, die geestelijke hoedanigheden hebt, zo iemand in een geest van zachtaardigheid weer terecht te brengen, terwijl gij uzelf in het oog houdt, opdat ook gij niet verzocht wordt. Blijft elkaars lasten dragen en vervult aldus de wet van de Christus.” — Galaten 6:1, 2.b
14. Hoe dienen opzieners een rechterlijk verhoor te bezien, en hoe moet hun houding jegens een overtreder zijn?
14 In plaats van zichzelf als superieure rechters te beschouwen die bijeenkomen om straf toe te dienen, moeten ouderlingen die zitting hebben in een rechterlijk comité het verhoor bezien als nog een aspect van hun herderlijke werk. Een van Jehovah’s schapen verkeert in moeilijkheden. Wat kunnen zij doen om hem of haar te redden? Is het te laat dit schaap dat van de kudde is afgedwaald, te helpen? Wij hopen van niet. Ouderlingen moeten een positieve kijk behouden op het betonen van barmhartigheid waar dit op zijn plaats zou zijn. Uiteraard mogen zij als er een ernstige zonde is begaan, Jehovah’s maatstaven niet verlagen. Maar wanneer zij zich bewust zijn van eventuele verzachtende omstandigheden, zal dit hen helpen waar mogelijk barmhartigheid te betonen (Psalm 103:8-10; 130:3). Helaas zijn sommige overtreders zo halsstarrig in hun houding dat de ouderlingen genoodzaakt zijn vastberaden, maar nooit hardvochtig, op te treden. — 1 Korinthiërs 5:13.
Het doel van een rechterlijk verhoor
15. Wanneer er een ernstig probleem tussen afzonderlijke personen rijst, wat moet dan eerst vastgesteld worden?
15 Wanneer er een ernstig probleem rijst tussen afzonderlijke personen, zullen verstandige ouderlingen eerst vaststellen of de betrokkenen hebben geprobeerd het probleem in de geest van Mattheüs 5:23, 24 of Mattheüs 18:15 onder vier ogen op te lossen. Als dit niet is gelukt, is het misschien voldoende dat een of twee ouderlingen raad geven. Een rechterlijk optreden is alleen nodig indien er een grove zonde is begaan die tot uitsluiting zou kunnen leiden (Mattheüs 18:17; 1 Korinthiërs 5:11). Er moet een deugdelijke schriftuurlijke basis bestaan voor het vormen van een rechterlijk comité. (Zie De Wachttoren van 15 september 1989, blz. 18.) Wanneer er zo’n comité wordt gevormd, dienen voor het geval in kwestie de geschiktste ouderlingen gekozen te worden.
16. Wat trachten ouderlingen door middel van een rechterlijk verhoor te bereiken?
16 Wat trachten ouderlingen door middel van een rechterlijk verhoor te bereiken? In de eerste plaats is het onmogelijk om rechtvaardig te oordelen als men niet over de feiten beschikt. Net als in Israël moeten ernstige kwesties ’grondig onderzocht’ worden (Deuteronomium 13:14; 17:4). Eén doel van een verhoor is dus achter de feiten in de kwestie te komen. Maar dit kan en moet met liefde gedaan worden (1 Korinthiërs 13:4, 6, 7). Wanneer de feiten eenmaal bekend zijn, zullen de ouderlingen doen wat noodzakelijk is om de gemeente te beschermen en ervoor te zorgen dat binnen de gemeente Jehovah’s verheven maatstaven gehandhaafd worden en de vrije doorstroming van zijn geest gegarandeerd wordt (1 Korinthiërs 5:7, 8). Een van de doeleinden van een verhoor is echter een in gevaar verkerende zondaar indien enigszins mogelijk te redden. — Vergelijk Lukas 15:8-10.
17. (a) Hoe dient een beschuldigde tijdens een verhoor behandeld te worden, en met welk doel? (b) Wat zal dit van de leden van het rechterlijke comité vergen?
17 Een beschuldigde dient te allen tijde als een schaap van God behandeld te worden. Hij of zij dient met tederheid bejegend te worden. Indien er een zonde (of zonden) begaan is, stellen de rechtvaardige rechters zich ten doel de zondaar te helpen weer terechtgebracht te worden, de dwaling van zijn weg in te zien, berouw te hebben en aldus uit „de strik van de Duivel” gerukt te worden. Het zal nodig zijn de „kunst van onderwijzen” toe te passen en ’met zachtaardigheid te onderrichten’ (2 Timotheüs 2:24-26; 4:2). En als de zondaar dan inziet dat hij gezondigd heeft, werkelijk diep in zijn hart getroffen is en Jehovah om vergiffenis vraagt? (Vergelijk Handelingen 2:37.) Indien het comité ervan overtuigd is dat hij oprecht geholpen wil worden, zou het over het algemeen niet nodig zijn hem uit te sluiten. — Zie De Wachttoren van 1 april 1983, blz. 30, par. 5.
18. (a) Wanneer dient een rechterlijk comité van vastberadenheid blijk te geven met betrekking tot het uitsluiten van een kwaaddoener? (b) Met het oog op welke hartverscheurende situatie dienen ouderlingen zich in te spannen ten behoeve van afdwalende schapen?
18 Wanneer leden van een rechterlijk comité daarentegen geconfronteerd worden met een duidelijk geval van onberouwvolle afval, opzettelijke opstand tegen Jehovah’s wetten of pure slechtheid, is het hun taak de andere leden van de gemeente te beschermen door de onberouwvolle overtreder uit te sluiten. Wanneer het duidelijk is dat de kwaaddoener geen godvruchtige spijt heeft, is het rechterlijke comité niet verplicht herhaaldelijk met de kwaaddoener bijeen te komen of woorden in zijn mond te leggen in een poging hen tot berouw te brengen.c In de afgelopen jaren is er wereldwijd ongeveer één procent van de verkondigers uitgesloten. Dit betekent dat van de ongeveer honderd schapen die in de kudde blijven, er één verloren raakt — op z’n minst tijdelijk. Is het met het oog op de tijd en de moeite die het kost om één persoon in de kudde te brengen, niet hartverscheurend te weten dat er elk jaar tienduizenden ’weer aan Satan worden overgegeven’? — 1 Korinthiërs 5:5.
19. Wat mogen ouderlingen die zitting hebben in een rechterlijk comité nooit vergeten, en wat zal dus hun doel zijn?
19 Ouderlingen die zich met een rechterlijke kwestie gaan bezighouden, dienen te bedenken dat bij de meeste gevallen van zonde in de gemeente zwakheid betrokken is, geen slechtheid. Zij mogen nooit Jezus’ illustratie van het verloren schaap vergeten, die hij besloot met de woorden: „Ik zeg u dat er evenzo in de hemel meer vreugde zal zijn over één zondaar die berouw heeft dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen berouw nodig hebben” (Lukas 15:7). Ja, „Jehovah . . . wenst [niet] dat er iemand vernietigd wordt, maar wenst dat allen tot berouw geraken” (2 Petrus 3:9). Mogen rechterlijke comités over de gehele wereld met Jehovah’s hulp hun uiterste best doen vreugde in de hemel te veroorzaken door kwaaddoeners te helpen in te zien dat zij berouw moeten hebben en hun voeten weer moeten zetten op de smalle weg die tot eeuwig leven leidt. — Mattheüs 7:13, 14.
[Voetnoten]
a Zie voor de positie die ouderlingen uit het midden van de andere schapen ten opzichte van de rechterhand van Christus innemen, het boek De Openbaring — Haar grootse climax is nabij!, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc., blz. 136, voetn.
Overzichtsvragen
◻ Waarnaar dient, in navolging van het voorbeeld van de Grote Herder en de Voortreffelijke Herder, de voornaamste belangstelling van de ouderlingen uit te gaan?
◻ Op welke wijze kunnen ouderlingen ernaar streven het aantal rechterlijke kwesties te verminderen?
◻ In welk opzicht moeten rechters niet alleen rechtvaardig maar ook goed zijn?
◻ Hoe dient een kwaaddoener tijdens een verhoor behandeld te worden, en met welk doel?
◻ Waarom wordt er pas in laatste instantie tot uitsluiting overgegaan?
[Illustratie op blz. 16]
Wanneer er bij voorbaat herderlijk werk wordt verricht, kunnen veel rechterlijke kwesties vermeden worden
[Illustratie op blz. 18]
Zelfs tijdens een rechterlijk verhoor dienen ouderlingen te trachten een kwaaddoener in een geest van zachtaardigheid weer terecht te brengen