Bijbelse lectuur drukken onder verbodsbepalingen
ZOALS VERTELD DOOR MALCOLM G. VALE
„Ga het boek Kinderen drukken.” Ik kreeg deze verrassende opdracht van de bijkantooropziener van Jehovah’s Getuigen in Australië tijdens de Tweede Wereldoorlog, kort nadat het boek op 10 augustus 1941 op het congres in Saint Louis (Missouri, VS) was vrijgegeven. Waarom was die opdracht verrassend?
WELNU, ons predikingswerk was in januari 1941 verboden verklaard, dus doorgaan met drukken, zelfs op beperkte schaal, zou een uitdaging vormen. Bovendien was Kinderen een boek van 384 bladzijden, met vierkleurenillustraties. Onze drukkerijuitrusting was aan vernieuwing toe, papier was schaars en het personeel was niet opgeleid voor het vervaardigen van gebonden boeken.
Laat ik u, voordat ik ga beschrijven hoe wij erin slaagden tijdens het verbod te drukken, vertellen hoe het kwam dat ik voor het Australische bijkantoor als opziener over de drukkerijwerkzaamheden ging dienen.
Vroege achtergrond
Mijn vader was eigenaar van een drukkersbedrijf in de welvarende stad Ballarat (Victoria), waar ik in 1914 ben geboren. Ik leerde het drukkersvak dus in vaders drukkerij. Ik was ook betrokken bij activiteiten van de Anglicaanse Kerk: ik zong in het kerkkoor en luidde de kerkklokken. Ik kwam er zelfs voor in aanmerking om op de zondagsschool les te geven, maar ik was daar niet gelukkig mee.
Dat was omdat ik ernstige vragen had over bepaalde leerstellingen van de kerk, waaronder de Drieëenheid, het hellevuur en de onsterfelijkheid van de menselijke ziel, en niemand gaf mij bevredigende antwoorden. Wat ik ook niet begreep, was dat onze geestelijke zich van tijd tot tijd nijdig uitliet over een kleine religieuze groepering die zich Jehovah’s Getuigen noemde. Ik vroeg mij af waarom zo’n onbeduidende groepering een reden tot ongerustheid kon zijn voor een stad met 40.000 inwoners.
Op een zondag stond ik na de avonddienst buiten de kerk toen er een groep meisjes van de nabijgelegen methodistische kerk voorbijkwam. Ik knoopte vriendschap aan met een van hen. Zij heette Lucy en na verloop van tijd nodigde zij mij bij haar thuis uit om met haar ouders kennis te maken. Stelt u zich mijn verbazing eens voor toen ik hoorde dat haar moeder, Vera Clogan, een getuige van Jehovah was. Wij voerden vele geanimeerde bijbelse gesprekken, en wat ze zei, klonk echt redelijk.
Niet lang daarna trouwden Lucy en ik, en tegen 1939 woonden wij in Melbourne, de hoofdstad van Victoria. Hoewel Lucy een getuige van Jehovah was geworden, was ik nog steeds niet tot een besluit gekomen. Maar toen de Tweede Wereldoorlog in september van dat jaar uitbrak, begon ik ernstig te overdenken wat ik uit de Schrift had geleerd. Het verbod op het werk van Jehovah’s Getuigen in januari 1941 heeft mij werkelijk geholpen om een besluit te nemen. Ik droeg mijn leven op aan Jehovah God en werd kort daarna gedoopt.
Ingrijpende veranderingen in ons leven
Toentertijd hadden wij een geriefelijke huurflat in Melbourne. Maar al gauw werden wij uitgenodigd om met enkele andere Getuigen in één huis te gaan wonen. Wij verkochten al ons meubilair behalve het slaapkamerameublement en verhuisden naar wat een pioniershuis werd genoemd. Ik bleef als drukker werken en was daardoor in staat om de onkosten van het huis te helpen bestrijden. De andere mannen deden dat ook. Daardoor konden onze vrouwen op volle-tijdbasis aan de predikingsactiviteiten deelnemen, en wij mannen vergezelden hen ’s avonds en in het weekend bij het evangelisatiewerk en op christelijke vergaderingen.
Niet lang daarna ontvingen mijn vrouw en ik een brief van het bijkantoor van het Wachttorengenootschap waarin wij werden uitgenodigd om naar Sydney te komen. Wij verkochten ons slaapkamerameublement en losten de weinige schulden die wij hadden af, maar om de treinreis naar Sydney te kunnen betalen, moesten wij Lucy’s verlovingsring verkopen!
Vanwege beperkende oorlogsmaatregelen en het onlangs van kracht geworden verbod was het niet mogelijk bijbels of bijbelse lectuur uit het buitenland te importeren. Daarom besloot het Australische bijkantoor een ondergronds druknetwerk op te zetten om de stroom van geestelijk voedsel gaande te houden, en ik werd uitgenodigd om toezicht op het werk uit te oefenen. Ik had het voorrecht naast een Schot, George Gibb, te werken, die zo’n zestig jaar in de drukkerij van het Australische bijkantoor dienst heeft verricht.a Dat was toen ik de opdracht kreeg: „Ga het boek Kinderen drukken.”
Het terughalen van de drukkerijuitrusting
Wij hebben veel opwindende, soms angstaanjagende ervaringen in die veelbewogen oorlogsjaren meegemaakt. Wij hadden bijvoorbeeld apparatuur nodig om met onze drukwerkzaamheden te beginnen. Wat wij voorheen hadden gebruikt om in de vooroorlogse jaren op beperkte schaal te drukken, was door regeringsautoriteiten in beslag genomen en nu was de kleine drukkerij van het Genootschap afgesloten en onder bewaking geplaatst. Hoe zouden wij de apparatuur kunnen weghalen en naar plaatsen kunnen brengen die geschikt waren voor ondergrondse drukwerkzaamheden?
Gewapende wachten, die in ploegen werkten, bewaakten het pand van het Genootschap 24 uur per dag. Maar een van de achterwanden grensde aan een weinig gebruikt rangeerspoorlijntje. Dus kwamen er ’s nachts enkele ondernemende Bethelwerkers, gebruik makend van methoden die doen denken aan Ezechiël 12:5-7, door de muur naar binnen door wat bakstenen te verwijderen. Wanneer zij eenmaal binnen waren, zetten zij de losse stenen terug in de muur om te voorkomen dat zij werden ontdekt. Door ongeveer twee weken lang deze nachtelijke tochten te maken, haalden zij voorzichtig een kleine drukpers, een regelzetmachine en een paar andere machines uit elkaar. Vervolgens brachten zij stilletjes de onderdelen naar buiten, vlak voor de ogen van de dienstdoende bewakers!
Mettertijd kregen wij uit andere bronnen nog meer apparatuur in handen en al gauw waren onze ondergrondse drukwerkzaamheden op verschillende plaatsen over heel Sydney verspreid in volle gang. Zo kwam het dat wij niet alleen in staat waren het boek Kinderen te drukken en te binden, maar ook de standaardformaat boeken The New World (De nieuwe wereld), „De Waarheid Zal U Vrijmaken” en The Kingdom Is At Hand (Het Koninkrijk is nabijgekomen), alsook het Jaarboek van Jehovah’s Getuigen voor de jaren 1942, 1943, 1944 en 1945. Bovendien hebben Jehovah’s Getuigen in heel Australië tijdens het verbod in die oorlogsjaren nooit één uitgave van De Wachttoren hoeven missen. Dit vormde voor ons op een zeer persoonlijke manier de verzekering dat Jehovah’s hand nooit te kort is. — Jesaja 59:1.
Het hoofd bieden aan onverwachte bezoeken
In de periode van strenge oorlogscensuur werden commerciële drukkerijen vaak onverwachts bezocht door regeringsfunctionarissen die inspecteerden wat er werd gedrukt. Daarom was een van onze geheime drukkerijen met een alarmsysteem toegerust, een drukknop op de grond die voor de receptioniste gemakkelijk te bereiken was. Telkens wanneer er iemand de trap opkwam die zij niet herkende of die ervan verdacht werd een inspecteur te zijn, drukte zij op de knop.
Wanneer er op de knop werd gedrukt, was het nogal een vertoning om personen in alle richtingen uit de ramen te zien springen! Degenen die als werknemers stonden geregistreerd, bleven achter om snel alle gedrukte bladzijden van De Wachttoren of andere bijbelse lectuur waaraan werd gewerkt, af te dekken. Daarvoor gebruikten zij gedrukte vellen van dezelfde afmetingen, bestemd voor andere publikaties, die voor commerciële klanten werden vervaardigd.
Tijdens één zo’n bezoek zaten twee inspecteurs op stripboeken, nog in de vorm van grote vellen papier, maar daaronder lagen vellen van De Wachttoren die de vorige nacht was gedrukt. In een drukkerij in een ander deel van de stad verzorgden wij overdag commercieel drukwerk en ’s nachts en in het weekend drukten wij Wachttoren-publikaties.
Aan onze papierbehoefte voldoen
Het was een groot probleem om aan papier voor drukwerk te komen. Maar enkele grote drukkerijen die vanwege de verminderde hoeveelheid werk tijdens de oorlog niet hun hele papierquotum nodig hadden, waren bereid hun overschot te verkopen — altijd tegen een opgeschroefde prijs, natuurlijk. Eén keer ontvingen wij echter uit een andere bron papier.
Een vrachtschip dat naar Australië kwam, had een grote zending bruin papier aan boord, maar het schip had op zee schade opgelopen en een groot deel van het papier was nat geworden. De hele zending werd geveild, en tot onze verbazing waren wij de enige bieders. Hierdoor konden wij het papier tegen een bodemprijs kopen. Wij lieten het papier in de zon drogen, waardoor het grootste deel ervan werd gered, en vervolgens sneden wij het in vellen van een formaat dat geschikt was voor onze drukpers.
Hoe zouden wij het bruine papier gaan gebruiken? Wij meenden, en terecht, dat stripboekenlezers hun strips op gekleurd papier nog steeds leuk zouden vinden. Daarom gebruikten wij het witte papier dat wij voor stripboeken hadden bestemd, voor het drukken van De Wachttoren en ander materiaal van het Genootschap.
De belangrijke rol van vrouwen
In de oorlogsjaren leerden veel christelijke vrouwen in Australië boekbinden. Op een verschrikkelijk hete zomermiddag werkten enkelen van hen alleen in een kleine garage die wij in een steeg in een buitenwijk van Sydney hadden gehuurd. Om veiligheidsredenen hielden zij alle ramen en deuren dicht. De lijmpotten gaven warme, stinkende dampen af, en de hitte was bijna ondraaglijk. Daarom werkten zij in hun ondergoed.
Plotseling werd er op de deur geklopt. De christelijke zusters vroegen wie daar was, en een regeringsambtenaar van arbeidszaken gaf antwoord. Hij kwam van een departement dat in oorlogstijd de bevoegdheid had om personen overal heen te sturen waar maar arbeidskrachten nodig waren. De zusters antwoordden luid dat zij hem nu niet konden binnenlaten aangezien zij vanwege de hitte in hun ondergoed werkten.
De ambtenaar was even stil; toen riep hij dat hij een andere afspraak in de buurt had. Hij zei dat hij de volgende dag zou terugkomen voor zijn inspectie. Onmiddellijk belden deze christelijke zusters ons op, en wij stuurden die nacht een vrachtwagen om alles waaraan de binderij werkte ergens anders heen te verhuizen.
De meesten van degenen die bij ons ondergrondse drukwerk betrokken waren, hadden geen ervaring in het drukkersvak, dus wat er werd bereikt, deed er bij mij geen twijfel over bestaan dat Jehovah’s geest in de nodige hulp en leiding voorzag. Het was een groot voorrecht voor mij en mijn vrouw Lucy, die in de binderij werkte, om deel van dit alles uit te maken.
Hoe werd ons werk in die moeilijke tijd geleid? De waarnemend bijkantooropziener van Jehovah’s Getuigen was door de regering uitgewezen naar een stad 100 kilometer buiten Sydney. Hij mocht zich niet buiten een straal van 8 kilometer vanaf het centrum van de stad begeven. Benzine werd gerantsoeneerd op 4 liter per auto per maand. Maar de broeders vonden een ingenieuze oplossing: een apparaat dat bekendstaat als een gasgenerator — een van metaalplaat vervaardigde cilinder die ongeveer een halve ton weegt en aan de achterkant van de auto wordt gemonteerd. Hier werd houtskool in verbrand, waardoor er koolmonoxide als brandstof ontstond. Een aantal nachten per week reden andere verantwoordelijke broeders en ik op deze wijze naar de opziener om hem in een droge rivierbedding dicht bij zijn ballingsoord te ontmoeten. Zo konden wij vele zaken bespreken voordat wij de gasgenerator opnieuw opstookten en in de vroege ochtenduren naar Sydney terugreden.
Uiteindelijk kwam de zaak betreffende het verbod op het werk van Jehovah’s Getuigen voor de Hoge Raad van Australië. De rechter verklaarde het verbod „willekeurig, grillig en onderdrukkend” en sprak Jehovah’s Getuigen volkomen vrij van alle opruiende activiteiten. Het hele rechtscollege steunde deze beslissing, zodat wij onze legale Koninkrijksactiviteiten bovengronds konden voortzetten.
Nog meer toewijzingen en zegeningen
Na de oorlog gingen velen die bij onze ondergrondse drukkerijwerkzaamheden betrokken waren geweest de pioniersdienst in. Enkelen van hen gingen later door naar de Wachttoren-Bijbelschool Gilead in New York. Ook Lucy en ik hadden dat doel voor ogen, maar toen kregen wij een dochtertje en ik besloot terug te gaan in het drukkersvak. Wij baden dat Jehovah ons zou helpen om altijd de Koninkrijksbelangen voorop te stellen, en dat heeft hij gedaan. Ik werd bij een andere diensttoewijzing betrokken, en wel op de volgende manier.
Ik werd opgebeld door Lloyd Barry, die nu als een lid van het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen in Brooklyn (New York) dient. Toentertijd was hij reizend opziener in Sydney. Hij vroeg of ik wist wanneer onze volgende kringvergadering was. Toen ik zei dat ik dat wist, zei hij: „Wij willen dat jij voor de voedselvoorziening zorgt.”
Ik was even verbaasd en zei nogal zwakjes: „Maar ik heb zoiets nog nooit in m’n leven gedaan.”
„Tja, broeder,” antwoordde hij een beetje ondeugend, „dan wordt het tijd dat je het leert!” Ik heb het inderdaad geleerd, en ik heb meer dan veertig jaar het voorrecht gehad om zelfs op grote congressen opziener van de voedseldienst te zijn.
In de loop der jaren breidde ons commerciële drukkersbedrijf zich uit en dit maakte verschillende buitenlandse zakenreizen noodzakelijk. Ik liet ze altijd samenvallen met de internationale congressen in de stad New York en elders in de Verenigde Staten. Hierdoor kreeg ik de gelegenheid om tijd door te brengen met degenen die de leiding hadden over verschillende congresafdelingen, de voedseldienst in het bijzonder. Zo was ik, weer in Australië, beter in staat om op onze congressen in de behoeften te voorzien.
Nu wij op gevorderde leeftijd zijn, vragen Lucy en ik ons soms af of wij niet meer hadden kunnen bereiken als wij wat later geboren waren. Aan de andere kant beschouwen Lucy en ik, respectievelijk in 1916 en 1914 geboren, het als een geweldig voorrecht om bijbelse profetieën voor onze ogen in vervulling te hebben zien gaan. En wij danken Jehovah voor de zegen die wij hebben ervaren doordat wij met vele mensen hebben gestudeerd en hen hebben geholpen de waarheid te leren kennen, en dat wij hen nu als gedoopte bedienaren dienst zien verrichten. Wij bidden dat wij hem tot in alle eeuwigheid kunnen blijven dienen, en hem voor altijd als de grote Soevereine Heerser van het universum kunnen blijven erkennen.
[Voetnoot]
a Zie The Watchtower van 15 september 1978, blz. 24-27.
[Illustraties op blz. 29]
Drukkerij van Bethel in Strathfield, 1929–1973
George Gibb naast een van de drukpersen die via de achterwand uit de drukkerij werden gehaald