De sleutel tot broederlijke genegenheid vinden
„[Voeg] bij uw godvruchtige toewijding broederlijke genegenheid.” — 2 PETRUS 1:5-7.
1. Wat is een van de hoofdredenen waarom bijeenkomsten van Jehovah’s volk zulke vreugdevolle gelegenheden zijn?
EEN arts die geen getuige van Jehovah was, woonde eens de graduatie van zijn dochter bij, die aan de Wachttoren-Bijbelschool Gilead een zendelingenopleiding had gekregen. Hij was zo onder de indruk van die gelukkige menigte dat er naar zijn mening onder deze mensen wel heel weinig ziekte moest voorkomen. Wat maakte die menigte zo gelukkig? Trouwens, wat maakt alle bijeenkomsten van Jehovah’s volk, in de gemeenten, op kringvergaderingen en op districtscongressen tot zulke vreugdevolle gelegenheden? Is het niet de broederlijke genegenheid die zij jegens elkaar tentoonspreiden? Broederlijke genegenheid is ongetwijfeld een van de redenen waarom er gezegd is dat geen andere religieuze groepering zo veel vreugde, geluk en voldoening in religie vindt als Jehovah’s Getuigen.
2, 3. Welke twee Griekse woorden hebben betrekking op de gevoelens die wij voor elkaar dienen te hebben, en wat zijn de onderscheiden kenmerken ervan?
2 Wij mogen verwachten zulke broederlijke genegenheid waar te nemen met het oog op de woorden van de apostel Petrus in 1 Petrus 1:22: „Nu gij uw ziel hebt gezuiverd door uw gehoorzaamheid aan de waarheid, met ongehuichelde broederlijke genegenheid als resultaat, moet gij elkaar intens liefhebben vanuit het hart.” Een van de fundamentele samenstellende delen van het Griekse woord dat hier met „broederlijke genegenheid” is weergegeven, is fiʹli·a (genegenheid). De betekenis daarvan is nauw verwant aan de betekenis van aʹga·pe, het woord dat gewoonlijk met „liefde” wordt vertaald (1 Johannes 4:8). Hoewel de woorden broederlijke genegenheid en liefde dikwijls door elkaar worden gebruikt, hebben ze elk hun specifieke kenmerken. Wij dienen ze niet met elkaar te verwarren, zoals zo veel bijbelvertalers doen. (In dit en het volgende artikel zullen wij een beschouwing wijden aan elk van deze woorden.)
3 Over het verschil tussen deze twee Griekse woorden merkte één taalgeleerde op dat het woord fiʹli·a „deed denken aan hartelijkheid en intimiteit en genegenheid”. Anderzijds heeft aʹga·pe meer met het verstand te maken. Hoewel ons dus gezegd wordt dat wij onze vijanden moeten liefhebben (aʹga·pe), hebben wij geen genegenheid voor hen. Waarom niet? Omdat ’slechte omgang nuttige gewoonten bederft’ (1 Korinthiërs 15:33). Ook de woorden van de apostel Petrus geven te kennen dat er een verschil bestaat, want hij zegt: „[Voeg] bij uw broederlijke genegenheid liefde.” — 2 Petrus 1:5-7; vergelijk Johannes 21:15-17.a
Voorbeelden van zeer bijzondere broederlijke genegenheid
4. Waarom hadden Jezus en Johannes bijzondere genegenheid voor elkaar?
4 Gods Woord geeft ons een aantal prachtige voorbeelden van zeer bijzondere broederlijke genegenheid. Deze bijzondere genegenheid spruit niet voort uit de een of andere gril, maar is gebaseerd op waardering voor voortreffelijke eigenschappen. Het bekendste voorbeeld is ongetwijfeld de genegenheid die Jezus Christus voor de apostel Johannes koesterde. Jezus had beslist broederlijke genegenheid voor al zijn getrouwe apostelen, en dat met goede reden (Lukas 22:28). Eén manier waarop hij dit toonde, was door hun voeten te wassen, waarmee hij hun een les in nederigheid gaf (Johannes 13:3-16). Maar voor Johannes had Jezus een bijzondere genegenheid, waar Johannes herhaaldelijk melding van maakt (Johannes 13:23; 19:26; 20:2). Net als Jezus reden had om genegenheid voor zijn discipelen en zijn apostelen tentoon te spreiden, zo zal naar alle waarschijnlijkheid Johannes Jezus reden hebben gegeven om bijzondere genegenheid voor hem te koesteren wegens de diepere waardering die hij voor Jezus had. Wij kunnen dit opmaken uit de geschriften van Johannes, zowel uit zijn evangelie als uit zijn geïnspireerde brieven. Hoe vaak heeft hij het in die geschriften niet over de liefde! Johannes’ grotere waardering voor Jezus’ geestelijke hoedanigheden blijkt uit hetgeen hij in Johannes hoofdstuk 1 en 13 tot en met 17 optekende, alsook uit de herhaalde malen dat hij gewag maakt van Jezus’ voormenselijke bestaan. — Johannes 1:1-3; 3:13; 6:38, 42, 58; 17:5; 18:37.
5. Wat kan er worden gezegd over de bijzondere genegenheid die Paulus en Timotheüs voor elkaar hadden?
5 Ook willen wij niet voorbijgaan aan de zeer bijzondere broederlijke genegenheid die de apostel Paulus en zijn christelijke metgezel Timotheüs voor elkaar hadden, en die beslist gebaseerd was op waardering voor elkaars eigenschappen. De geschriften van Paulus bevatten schitterende commentaren over Timotheüs, zoals: „Ik heb niemand anders van gelijke gezindheid als hij, die echt zorg zal dragen voor de dingen die u betreffen. . . . Gij weet welk bewijs hij van zichzelf heeft geleverd, dat hij, gelijk een kind met een vader, met mij als een slaaf heeft gediend ter bevordering van het goede nieuws” (Filippenzen 2:20-22). Uit tal van persoonlijke opmerkingen in zijn brieven aan Timotheüs blijkt de hartelijke genegenheid die Paulus voor Timotheüs had. Neem bijvoorbeeld 1 Timotheüs 6:20: „O Timotheüs, behoed wat u is toevertrouwd.” (Zie ook 1 Timotheüs 4:12-16; 5:23; 2 Timotheüs 1:5; 3:14, 15.) Vooral een vergelijking van Paulus’ brieven aan Timotheüs met zijn brief aan Titus laat duidelijk uitkomen dat Paulus een bijzondere genegenheid voor deze jonge man koesterde. Timotheüs moet net zo over hun vriendschap gedacht hebben, zoals opgemaakt kan worden uit de woorden van Paulus in 2 Timotheüs 1:3, 4: ’Ik laat nooit na u in mijn smekingen te gedenken, terwijl ik ernaar verlang u te zien wanneer ik denk aan uw tranen, opdat ik met vreugde vervuld mag worden.’
6, 7. Welke gevoelens hadden David en Jonathan voor elkaar, en waarom?
6 Ook de Hebreeuwse Geschriften verschaffen prachtige voorbeelden, zoals dat van David en Jonathan. Wij lezen dat nadat David Goliath had gedood, „de ziel van Jonathan nauw verbonden werd aan de ziel van David, en Jonathan kreeg hem lief als zijn eigen ziel” (1 Samuël 18:1). Ongetwijfeld sproot Jonathans bijzondere genegenheid voor David voort uit zijn waardering voor Davids voorbeeldige ijver voor Jehovah’s naam en de onverschrokkenheid waarmee hij de reus Goliath tegemoettrad.
7 Jonathan had zo’n genegenheid voor David dat hij zijn eigen leven op het spel zette om David tegen koning Saul te beschermen. Jonathan heeft geen moment wrok gekoesterd omdat Jehovah David als de volgende koning van Israël had uitgekozen (1 Samuël 23:17). David had net zo’n diepe genegenheid voor Jonathan, zoals blijkt uit de woorden die hij sprak toen hij rouwde over Jonathans dood: „Ik ben benauwd om u, mijn broeder Jonathan, gij waart mij zeer aangenaam. Uw liefde was mij wonderlijker dan de liefde van vrouwen.” Ja, hun verhouding werd werkelijk door intense waardering gekenmerkt. — 2 Samuël 1:26.
8. Welke twee vrouwen spreidden bijzondere genegenheid voor elkaar tentoon, en waarom?
8 Wij hebben in de Hebreeuwse Geschriften ook een voortreffelijk voorbeeld van bijzondere genegenheid tussen twee vrouwen, Naomi en haar schoondochter Ruth, die weduwe geworden was. Denk nog eens aan de woorden die Ruth tot Naomi sprak: „Smeek mij niet dringend om u te verlaten, om terug te keren en u niet te vergezellen; want waarheen gij gaat, zal ik gaan, en waar gij de nacht doorbrengt, zal ik de nacht doorbrengen. Uw volk zal mijn volk zijn, en uw God mijn God” (Ruth 1:16). Moeten wij daaruit niet concluderen dat Naomi, door haar gedrag en de wijze waarop zij over Jehovah sprak, ertoe heeft bijgedragen deze waarderende reactie aan Ruth te ontlokken? — Vergelijk Lukas 6:40.
Het voorbeeld van de apostel Paulus
9. Waaruit blijkt dat Paulus een voorbeeld was in het tot uitdrukking brengen van broederlijke genegenheid?
9 Zoals wij hebben gezien, koesterde de apostel Paulus een zeer bijzondere broederlijke genegenheid voor Timotheüs. Maar hij gaf ook een schitterend voorbeeld wat het tot uitdrukking brengen van hartelijke broederlijke genegenheid voor zijn broeders in het algemeen betreft. Tot de oudere mannen uit Efeze zei hij dat hij „drie jaar lang, nacht en dag, niet [had] opgehouden een ieder onder tranen ernstig te vermanen”. Hartelijke broederlijke genegenheid? Beslist! En zij hadden dezelfde gevoelens voor Paulus. Toen zij hoorden dat zij hem niet meer zouden zien, „barstte [er] heel wat geween onder hen allen uit, en zij vielen Paulus om de hals en kusten hem teder” (Handelingen 20:31, 37). Broederlijke genegenheid gebaseerd op waardering? Onmiskenbaar! Zijn broederlijke genegenheid blijkt ook uit zijn woorden in 2 Korinthiërs 6:11-13: „Onze mond heeft zich voor u geopend, Korinthiërs, ons hart heeft zich verruimd. In ons zijt gij niet eng behuisd, maar gij zijt eng behuisd in uw eigen tedere genegenheden. Bij wijze van vergelding dan, om iets terug te doen — ik spreek als tot kinderen — verruimt gij u eveneens.”
10. Welk gebrek aan broederlijke genegenheid bracht Paulus ertoe in 2 Korinthiërs hoofdstuk 11 over zijn beproevingen te vertellen?
10 Het is duidelijk dat veel Korinthiërs erin te kort schoten uit waardering voortspruitende broederlijke genegenheid voor de apostel Paulus tentoon te spreiden. Zo klaagden sommigen van hen: „Zijn brieven zijn gewichtig en krachtig, maar zijn tegenwoordigheid in persoon is zwak en zijn spreken verachtelijk” (2 Korinthiërs 10:10). Daarom sprak Paulus over hun „superfijne apostelen” en werd hij ertoe gebracht te vertellen over de beproevingen die hij had verduurd, zoals staat opgetekend in 2 Korinthiërs 11:5, 22-33.
11. Waardoor wordt bewezen dat Paulus genegenheid voor de christenen in Thessalonika koesterde?
11 Paulus’ hartelijke genegenheid voor degenen die hij diende, blijkt wel heel duidelijk uit zijn woorden in 1 Thessalonicenzen 2:8: „Daar wij . . . tedere genegenheid voor u hadden, hebben wij u gaarne niet alleen het goede nieuws van God meegedeeld, maar ook onze eigen ziel, want gij zijt ons lief geworden.” Ja, hij koesterde zo veel genegenheid voor deze nieuwe broeders dat hij, toen hij het niet langer uithield — zo vurig verlangde hij ernaar te weten hoe zij het hoofd boden aan vervolging — Timotheüs zond, die een goed bericht uitbracht waardoor Paulus zeer verkwikt werd (1 Thessalonicenzen 3:1, 2, 6, 7). Terecht merkt Hulp tot begrip van de bijbel op: „Er [bestond] een hechte band van broederlijke genegenheid tussen Paulus en degenen die hij diende.”
Waardering — De sleutel tot broederlijke genegenheid
12. Welke redenen hebben wij om hartelijke genegenheid voor onze broeders en zusters te tonen?
12 Het is boven alle twijfel verheven dat waardering de sleutel tot broederlijke genegenheid is. Hebben niet al Jehovah’s opgedragen dienstknechten eigenschappen die wij waarderen, die onze genegenheid opwekken en maken dat wij op hen gesteld zijn? Wij allen zoeken eerst Gods koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid. Wij allen voeren een moedige strijd tegen onze drie gemeenschappelijke vijanden: Satan en zijn demonen, de goddeloze wereld onder Satans heerschappij en de overgeërfde zelfzuchtige neigingen van het gevallen vlees. Dienen wij er niet altijd van uit te gaan dat onze broeders en zusters, de omstandigheden in aanmerking genomen, hun best doen? Iedereen op aarde staat hetzij aan Jehovah’s zijde of aan Satans zijde. Onze opgedragen broeders en zusters staan aan Jehovah’s zijde, ja, aan onze zijde, en hebben daarom recht op onze broederlijke genegenheid.
13. Waarom dienen wij hartelijke genegenheid voor de ouderlingen te hebben?
13 En hoe staat het met waardering voor onze ouderlingen? Dienen wij voor hen geen warm plekje in ons hart te hebben, gezien hun harde werk in het belang van de gemeente? Net als wij allemaal moeten zij in hun eigen levensonderhoud en dat van hun gezin voorzien. Zij hebben ook dezelfde verplichtingen als de overigen van ons om persoonlijk te studeren, gemeentevergaderingen te bezoeken en aan de velddienst deel te nemen. Bovendien hebben zij de verplichting om programmaonderdelen voor de vergaderingen voor te bereiden, openbare lezingen te houden en zorg te dragen voor problemen die in de gemeente rijzen, waarmee soms lange uren van rechterlijke verhoren gemoeid zijn. Ja, wij willen „dat soort van mannen dierbaar [blijven] achten”. — Filippenzen 2:29.
Broederlijke genegenheid tot uitdrukking brengen
14. Welke schriftplaatsen gebieden ons broederlijke genegenheid te tonen?
14 Om Jehovah te behagen, moeten wij net als Jezus Christus en Paulus hartelijke gevoelens van broederlijke genegenheid voor onze medegelovigen tot uitdrukking brengen. Wij lezen: „Hebt in [broederlijke genegenheid] tedere genegenheid voor elkaar” (Romeinen 12:10, Kingdom Interlinear). „Met betrekking tot [de broederlijke genegenheid] behoeven wij u . . . niet te schrijven, want gij zijt zelf door God onderwezen elkaar lief te hebben” (1 Thessalonicenzen 4:9, Int). „Laat uw [broederlijke genegenheid] blijven” (Hebreeën 13:1, Int). Onze hemelse Vader is er beslist mee ingenomen wanneer wij broederlijke genegenheid voor zijn aardse kinderen tonen!
15. Wat zijn enkele manieren om broederlijke genegenheid tot uitdrukking te brengen?
15 In apostolische tijden plachten christenen elkaar te begroeten met „een heilige kus” of „een liefdekus” (Romeinen 16:16; 1 Petrus 5:14). Waarlijk een blijk van broederlijke genegenheid! In deze tijd zal in de meeste delen der aarde een oprecht vriendelijke glimlach en een krachtige handdruk een passender blijk daarvan zijn. In Latijnse landen zoals Mexico kent men de begroeting in de vorm van een omarming, waarlijk een blijk van genegenheid. Deze hartelijke genegenheid van de zijde van deze broeders en zusters zou wel eens mede een verklaring kunnen vormen voor de grote toename die in hun landen plaatsvindt.
16. Welke gelegenheden hebben wij om in onze Koninkrijkszalen van broederlijke genegenheid blijk te geven?
16 Wanneer wij de Koninkrijkszaal binnenkomen, doen wij er dan speciale moeite voor broederlijke genegenheid tot uitdrukking te brengen? Het zal ons ertoe aanzetten aanmoedigende woorden te zeggen, vooral tegen degenen die terneergeslagen lijken te zijn. Er wordt ons gezegd „bemoedigend tot de terneergeslagen zielen [te spreken]” (1 Thessalonicenzen 5:14). Dat is beslist één manier waarop wij hartelijke broederlijke genegenheid kunnen overbrengen. Een andere voortreffelijke manier is waardering tot uitdrukking te brengen voor een mooie openbare lezing, een goed gebracht programmaonderdeel, de moeite die een oefenspreker op de theocratische bedieningsschool zich heeft getroost, enzovoort.
17. Hoe won één ouderling de genegenheid van de gemeente?
17 En hebben wij er wel eens over gedacht om na de vergadering, als het niet te laat is, verschillende medegelovigen voor een maaltijd of misschien een hapje bij ons thuis uit te nodigen? Dienen wij ons niet te laten leiden door Jezus’ raad in Lukas 14:12-14? Een voormalige zendeling werd eens als presiderend opziener aangesteld in een gemeente waar alle anderen tot een ander ras behoorden. Hij voelde dat er weinig broederlijke genegenheid was en legde zich erop toe die situatie te verhelpen. Hoe? Zondag na zondag nodigde hij een ander gezin voor een maaltijd uit. Aan het eind van het jaar spreidden allen hartelijke broederlijke genegenheid jegens hem tentoon.
18. Hoe kunnen wij broederlijke genegenheid voor onze zieke broeders en zusters tonen?
18 Wanneer een broeder of zuster ziek ligt, thuis of in een ziekenhuis, zal broederlijke genegenheid ons ertoe bewegen die persoon te laten weten dat wij ons om hem of haar bekommeren. Of hoe staat het met hen die in een verzorgingstehuis wonen? Waarom zouden wij niet een bezoekje brengen, opbellen of een kaartje sturen waarop hartelijke gevoelens tot uitdrukking worden gebracht?
19, 20. Hoe kunnen wij er blijk van geven dat onze broederlijke genegenheid zich heeft verruimd?
19 Wanneer wij aldus broederlijke genegenheid tot uitdrukking brengen, kunnen wij ons afvragen: ’Geef ik met betrekking tot mijn broederlijke genegenheid van partijdigheid blijk? Beïnvloeden factoren als huidkleur, genoten onderwijs of materiële bezittingen mijn blijken van broederlijke genegenheid? Moet ik mij verruimen in mijn broederlijke genegenheid, zoals de apostel Paulus er bij de christenen in Korinthe op aandrong dit te doen?’ Broederlijke genegenheid zal ons ertoe aanzetten onze broeders en zusters positief te bezien en hen wegens hun goede eigenschappen te waarderen. Broederlijke genegenheid zal ons ook helpen ons te verheugen als onze broeder geestelijke vorderingen maakt, in plaats van daar afgunstig op te zijn.
20 Broederlijke genegenheid dient ons er ook attent op te doen zijn onze broeders en zusters in de bediening te helpen. Het dient te zijn zoals een van onze liederen (nr. 92) het uitdrukt:
„Help ook de zwakken — zie dit als taak —
Dat zij vrijmoedig zijn in hun spraak.
Steun hen die nieuw zijn, voed en genees;
Help hen te groeien, bevrijd hen van vrees.”
21. Welke reactie kunnen wij verwachten wanneer wij broederlijke genegenheid tonen?
21 Laten wij dus niet vergeten dat bij het tot uitdrukking brengen van broederlijke genegenheid het beginsel van toepassing is dat Jezus in zijn Bergrede onder woorden bracht: „Beoefent het geven, en u zal gegeven worden. Een voortreffelijke, aangestampte, geschudde en overlopende maat zal men in uw schoot storten. Want met de maat waarmee gij meet, zal men ook u meten” (Lukas 6:38). Wij hebben er zelf baat bij wanneer wij broederlijke genegenheid tonen, achting tot uitdrukking brengen jegens hen die net als wij dienstknechten van Jehovah zijn. Waarlijk gelukkig zijn zij die er behagen in scheppen broederlijke genegenheid tentoon te spreiden!
[Voetnoot]
a Zie het volgende artikel: „Liefde (Agape) — Wat ze niet en wat ze wel is.”
Wat zou u antwoorden?
◻ Welke Griekse woorden hebben betrekking op onze gevoelens, en wat is het onderscheid ertussen?
◻ Wat is de sleutel tot broederlijke genegenheid?
◻ Welke bijbelse voorbeelden hebben wij van bijzondere broederlijke genegenheid?
◻ Waarom dienen wij hartelijke genegenheid voor onze broeders en voor de ouderlingen te hebben?
[Illustratie op blz. 15]
De apostel Petrus drukte zijn broeders op het hart om broederlijke genegenheid bij hun geloof en andere christelijke hoedanigheden te voegen