De juiste boodschappers identificeren
„Ik ben het . . . die het woord van zijn knecht doet uitkomen, en die de raad van zijn eigen boden volledig ten uitvoer brengt.” — JESAJA 44:25, 26.
1. Hoe identificeert Jehovah de juiste boodschappers, en hoe stelt hij de valse aan de kaak?
JEHOVAH GOD is Degene die op grootse wijze zijn ware boodschappers identificeert. Dat doet hij door de boodschappen die hij hen laat overbrengen, te doen uitkomen. Jehovah is ook Degene die heel duidelijk valse boodschappers aan de kaak stelt. Hoe doet hij dat? Hij verijdelt hun tekenen en voorspellingen. Op die manier toont hij dat zij zich op eigen gezag als voorspeller hebben opgeworpen en dat hun boodschappen in werkelijkheid aan hun eigen verkeerde redenatie ontspruiten — ja, hun dwaze, vleselijke denkwijze!
2. Welk conflict tussen boodschappers deed zich in de tijd van Israël voor?
2 Zowel Jesaja als Ezechiël maakten er aanspraak op een boodschapper van Jehovah God te zijn. Waren zij dat ook? Laten wij eens zien. Jesaja profeteerde in Jeruzalem van omstreeks 778 v.G.T. tot enige tijd na 732 v.G.T. Ezechiël ging in 617 v.G.T. als balling naar Babylon. Hij profeteerde tot zijn joodse broeders daar. Beide profeten kondigden onverschrokken aan dat Jeruzalem verwoest zou worden. Andere profeten zeiden dat God zoiets niet zou toelaten. Wie bleken de juiste boodschappers te zijn?
Jehovah stelt valse profeten aan de kaak
3, 4. (a) Welke twee tegengestelde boodschappen kregen de Israëlieten in Babylon, en hoe stelde Jehovah een valse boodschapper aan de kaak? (b) Wat zei Jehovah over wat valse profeten zou overkomen?
3 Terwijl Ezechiël in Babylon was, werd hem een visioen gegeven van wat er in Jeruzalems tempel voorviel. Bij de ingang van de oostelijke poort ervan bevonden zich 25 mannen. Er waren twee vorsten onder hen, Jaäzanja en Pelatja. Hoe bezag Jehovah hen? Ezechiël 11:2, 3 geeft het antwoord: „Mensenzoon, dit zijn de mannen die schadelijkheid beramen en slechte raad geven tegen deze stad; die zeggen: ’Is niet het bouwen van huizen dicht ophanden?’” Deze aanmatigende boodschappers van vrede zeiden: ’Jeruzalem loopt geen gevaar. Welnee, wij gaan er binnenkort meer huizen bouwen!’ Dus zei God Ezechiël dat hij tegen deze leugenachtige boodschappers moest profeteren. In vers 13 van hoofdstuk 11 vertelt Ezechiël ons wat er met een van hen gebeurde: „Nu geschiedde het zodra ik profeteerde, dat Pelatja zelf, de zoon van Benaja, stierf.” Dit gebeurde waarschijnlijk omdat Pelatja de belangrijkste en invloedrijkste vorst was en degene die de leiding nam in de afgoderij. Zijn plotselinge dood bewees dat hij een valse profeet was!
4 Jehovah’s terechtstelling van Pelatja weerhield de andere valse profeten er niet van in Gods naam leugens te uiten. Deze bedriegers zetten hun waanzinnige weg voort en bleven zaken voorspellen die tegen Gods wil indruisten. Daarom zei Jehovah God tegen Ezechiël: „Wee de verstandeloze profeten, die hun eigen geest volgen, terwijl er niets is dat zij gezien hebben!” Net als Pelatja zouden zij er „niet meer” zijn omdat zij in hun aanmatiging voor Jeruzalem ’een visioen van vrede schouwden, terwijl er geen vrede is’. — Ezechiël 13:3, 15, 16.
5, 6. Hoe werd Jesaja in weerwil van alle valse boodschappers gerechtvaardigd als een ware profeet?
5 Wat Jesaja betreft, al zijn goddelijke boodschappen aangaande Jeruzalem kwamen uit. In de zomer van 607 v.G.T. verwoestten de Babyloniërs de stad en voerden een joods overblijfsel als gevangenen mee terug naar Babylon (2 Kronieken 36:15-21; Ezechiël 22:28; Daniël 9:2). Zorgden deze rampen ervoor dat de valse profeten ermee ophielden Gods volk met ijdele praat te bestoken? Nee, die leugenachtige boodschappers bleven doorgaan!
6 Alsof het nog niet genoeg was, werden de ballingen van Israël ook nog blootgesteld aan Babylons pocherige voorspellers, waarzeggers en astrologen. Jehovah bewees echter dat al deze valse boodschappers dwazen waren wier voorspellingen verijdeld werden, die het tegengestelde profeteerden van wat er zou gebeuren. Mettertijd toonde hij aan dat Ezechiël zijn ware boodschapper was, net zoals Jesaja dat was geweest. Jehovah vervulde alle woorden die hij door bemiddeling van hen gesproken had, juist zoals hij beloofd had: „Ik ben het die de tekenen van de ijdele zwetsers verijdelt, die zelfs waarzeggers waanzinnig doet handelen; die wijzen achterwaarts doet wijken, en die zelfs hun kennis in dwaasheid verandert; die het woord van zijn knecht doet uitkomen, en die de raad van zijn eigen boden volledig ten uitvoer brengt.” — Jesaja 44:25, 26.
Opmerkelijke boodschappen betreffende Babylon en Jeruzalem
7, 8. Welke geïnspireerde boodschap had Jesaja voor Babylon, en wat betekenden zijn woorden?
7 Juda en Jeruzalem zouden zeventig jaar woest liggen, zonder menselijke bewoner. Jehovah verklaarde echter bij monde van Jesaja en Ezechiël dat de stad zou worden herbouwd en het land weer bewoond, en dat precies op de tijd die hij had voorzegd! Dat was een verbazende voorspelling. Waarom? Wel, Babylon had de reputatie haar gevangenen nooit te laten gaan (Jesaja 14:4, 15-17). Wie zou dan deze gevangenen kunnen bevrijden? Wie kon het machtige Babylon met haar kolossale muren en op haar rivier gebaseerde verdedigingsstelsel ten val brengen? De Almachtige, Jehovah, was hiertoe in staat! En hij zei dat hij het zou doen: „Ik ben het . . . die tot de waterdiepte zegt [dat wil zeggen, tot de wateren die de verdedigingslinie van de stad vormden]: ’Verdamp; en al uw rivieren zal ik droogleggen’; die van Cyrus zegt: ’Hij is mijn herder, en al mijn welbehagen zal hij volledig ten uitvoer brengen’; zelfs door mijnerzijds van Jeruzalem te zeggen: ’Ze zal herbouwd worden’, en van de tempel: ’Gij zult gegrondvest worden.’” — Jesaja 44:25, 27, 28.
8 Sta hier eens bij stil! De Eufraat, als rivier voor mensen een formidabele barrière, was voor Jehovah als een druppel op een gloeiende plaat! Poef, en ze verdampt! Babylon zou vallen. Hoewel het nog ongeveer 150 jaar zou duren voordat Cyrus de Pers geboren zou worden, liet Jehovah Jesaja voorzeggen dat deze koning Babylon zou innemen en de joodse gevangenen zou bevrijden en zou machtigen naar hun land terug te keren om de stad Jeruzalem en haar tempel te herbouwen.
9. Wie noemde Jehovah als zijn werktuig om Babylon te straffen?
9 Wij vinden deze profetie in Jesaja 45:1-3: „Dit heeft Jehovah tot zijn gezalfde, tot Cyrus, gezegd, wiens rechterhand ik heb gevat om voor hem uit natiën te onderwerpen, . . . om voor hem uit de deuren met dubbele vleugels te openen, zodat zelfs de poorten niet gesloten zullen zijn: ’Ikzelf zal voor u uit gaan, en de bodemverheffingen zal ik effenen. De koperen deuren zal ik verbreken en de ijzeren grendels stukslaan. En ik wil u de schatten in de duisternis geven en de verborgen schatten in de schuilplaatsen, opdat gij moogt weten dat ik Jehovah ben, die u bij uw naam roept.’”
10. In welk opzicht was Cyrus ’gezalfd’, en hoe kon Jehovah meer dan honderd jaar voor zijn geboorte tot hem spreken?
10 Merk op dat Jehovah tot Cyrus spreekt alsof hij al leeft. Dit stemt overeen met Paulus’ verklaring dat Jehovah „de dingen die niet zijn, roept alsof ze waren” (Romeinen 4:17). Bovendien identificeert God Cyrus als „zijn gezalfde”. Waarom deed hij dat? Jehovah’s hogepriester heeft toch nooit heilige zalfolie op Cyrus’ hoofd gegoten? Dat is waar, maar dit is een profetische zalving. Ze duidt op een aanstelling, een bevestiging in een speciaal ambt. Dat Cyrus van tevoren werd aangesteld, zou door God dus een zalving genoemd kunnen worden. — Vergelijk 1 Koningen 19:15-17; 2 Koningen 8:13.
God laat de woorden van zijn boodschappers uitkomen
11. Waarom voelden de inwoners van Babylon zich veilig?
11 Toen Cyrus tegen Babylon optrok, voelden haar inwoners zich heel veilig en zeker. Hun stad was omgeven door een diepe, brede beschermende gracht, gevormd door de Eufraat. Waar de rivier door de stad stroomde, bevond zich langs de oostelijke oever een doorlopende kade. Om de rivier van de stad te scheiden had Nebukadnezar volgens eigen zeggen „een grote muur [gebouwd], die net als een berg niet bewogen [kon] worden . . . Het bovenste gedeelte ervan maakte [hij] zo hoog als een berg.”a Deze muur had poorten met enorme koperen deuren. Om deze binnen te gaan, moest men vanaf de oever van de rivier omhoogklimmen. Geen wonder dat de gevangenen van Babylon wanhoopten ooit nog bevrijd te worden!
12, 13. Hoe kwamen Jehovah’s woorden bij monde van zijn boodschapper Jesaja uit toen Babylon voor Cyrus viel?
12 Maar niet die joodse gevangenen die geloof stelden in Jehovah! Zij bezaten een schitterende hoop. Door bemiddeling van zijn profeten had God beloofd hen te bevrijden. Hoe vervulde God zijn belofte? Op een punt ettelijke kilometers ten noorden van Babylon liet Cyrus zijn legers de Eufraat omleggen. Zo werd de voornaamste verdediging van de stad een betrekkelijk droge rivierbedding. In de beslissende nacht lieten feestvierders in Babylon in hun uitbundige zorgeloosheid de deuren met dubbele vleugels langs de kade van de Eufraat open. Jehovah verbrak de koperen deuren niet letterlijk en ook werden de ijzeren grendels waarmee die poorten werden afgesloten, niet letterlijk door hem stukgeslagen, maar dat hij op schitterende wijze het zo manoeuvreerde dat ze open en ongegrendeld bleven, had hetzelfde effect. Babylons muren waren nutteloos. Cyrus’ troepen hoefden geen stormladders te gebruiken om binnen te komen. Jehovah ging voor Cyrus uit en verwijderde de „bodemverheffingen”, ja, alle obstakels. Jesaja bleek een ware boodschapper van God te zijn.
13 Toen Cyrus de stad volledig in zijn bezit had, vielen al haar schatten hem in handen, zelfs de schatten die in donkere schuilplaatsen verborgen waren. Waarom deed Jehovah God dit allemaal voor Cyrus? Opdat hij zou weten dat Jehovah, ’Degene die hem bij zijn naam riep’, de God van ware profetieën en de Soevereine Heer van het universum is. Hij zou weten dat God had bewerkt dat hij macht zou verwerven om Zijn volk, Israël, te bevrijden.
14, 15. Hoe weten wij dat Cyrus zijn overwinning over Babylon aan Jehovah te danken had?
14 Luister naar Jehovah’s woorden tot Cyrus: „Ter wille van mijn knecht Jakob en van Israël mijn uitverkorene ben ik er zelfs toe overgegaan u bij uw naam te roepen; ik gaf u voorts een erenaam, ofschoon gij mij niet kende. Ik ben Jehovah, en er is geen ander. Behalve mij is er geen God. Ik zal u vast omgorden, ofschoon gij mij niet hebt gekend, opdat men weet van de opgang der zon en van haar ondergang, dat er niemand is buiten mij. Ik ben Jehovah, en er is geen ander. Degene die het licht formeert en de duisternis schept, die vrede maakt [dat wil zeggen, voor zijn volk in ballingschap] en rampspoed schept [voor Babylon], ik, Jehovah, doe al deze dingen.” — Jesaja 45:4-7.
15 Cyrus had zijn verovering van Babylon aan Jehovah te danken, want Hij had hem gesterkt om Zijn welbehagen tegen die verdorven stad ten uitvoer te brengen en Zijn in gevangenschap verkerende volk te bevrijden. Hierbij deed God een beroep op zijn hemelen om rechtvaardige invloeden of krachten te laten neerregenen. Hij deed een beroep op zijn aarde om zich te openen en rechtvaardige gebeurtenissen en redding voor zijn volk in ballingschap voort te brengen. En zijn figuurlijke hemelen en aarde gaven gehoor aan dit gebod (Jesaja 45:8). Meer dan honderd jaar na zijn dood bleek Jesaja Jehovah’s ware boodschapper te zijn!
De boodschapper heeft goed nieuws voor Sion!
16. Welk goede nieuws kon er in de verwoeste en verlaten stad Jeruzalem verkondigd worden toen Babylon viel?
16 Maar er is nog meer. Jesaja 52:7 vertelt van goed nieuws voor Jeruzalem: „Hoe lieflijk zijn op de bergen de voeten van degene die goed nieuws brengt, die vrede verkondigt, die goed nieuws brengt van iets beters, die redding verkondigt, die tot Sion zegt: ’Uw God is koning geworden!’” Stel u voor hoe opwindend het was om vanuit de bergen een boodschapper Jeruzalem te zien naderen! Hij moet nieuws brengen. Wat is het? Het is geweldig nieuws voor Sion. Nieuws van vrede, ja, nieuws van Gods goede wil. Jeruzalem en haar tempel zullen herbouwd worden! En de boodschapper verkondigt met triomfantelijk enthousiasme: „Uw God is koning geworden!”
17, 18. Welke uitwerking had Cyrus’ overwinning over Babylon op Jehovah’s eigen naam?
17 Toen Jehovah toeliet dat de Babyloniërs zijn typologische troon, waarop de koningen uit Davids geslachtslijn zaten, omverwierpen, had dat de schijn kunnen wekken dat Hij geen Koning meer was. In plaats daarvan leek Marduk, Babylons hoofdgod, koning te zijn. Toen Sions God echter Babylons omverwerping bewerkte, demonstreerde hij zijn universele soevereiniteit — dat hij de grootste Koning was. En om dat feit te onderstrepen zouden Jeruzalem, „de stad van de grote Koning”, en ook haar tempel, hersteld worden (Mattheüs 5:35). Wat de boodschapper betreft die dit goede nieuws bracht, zijn voeten waren weliswaar stoffig, vuil en kapotgelopen, maar in de ogen van degenen die Sion en haar God liefhadden zagen ze er o zo lieflijk uit!
18 In profetische zin betekende de val van Babylon dat het koninkrijk van God was opgericht, en de brenger van goed nieuws was een verkondiger van dat feit. Bovendien beeldde deze door Jesaja voorzegde koerier uit de oudheid een boodschapper van nog grootser goed nieuws af — grootser vanwege de sublieme inhoud en het Koninkrijksthema en de geweldige consequenties ervan voor alle mensen van geloof.
19. Welke boodschap betreffende het land Israël gaf Jehovah door bemiddeling van Ezechiël?
19 Ezechiël ontving eveneens gloedvolle herstellingsprofetieën. Hij profeteerde: „Dit heeft de Soevereine Heer Jehovah gezegd: ’. . . ik [wil] ook maken dat de steden bewoond worden, en de verwoeste plaatsen moeten herbouwd worden. En men zal stellig zeggen: „Dat land daar dat woest gelegd werd, is geworden gelijk de tuin van Eden.”’” — Ezechiël 36:33, 35.
20. Welke blijde aanmoediging deed Jesaja Jeruzalem profetisch toekomen?
20 In Babylonische gevangenschap had Gods volk gerouwd over Sion (Psalm 137:1). Nu konden zij zich verheugen. Jesaja gaf deze aansporing: „Wordt vrolijk, heft eenstemmig een vreugdegeroep aan, gij verwoeste plaatsen van Jeruzalem, want Jehovah heeft zijn volk getroost; hij heeft Jeruzalem teruggekocht. Jehovah heeft zijn heilige arm ontbloot voor de ogen van alle natiën; en alle einden der aarde moeten de redding van onze God zien.” — Jesaja 52:9, 10.
21. Hoe gingen na de nederlaag van Babylon de woorden van Jesaja 52:9, 10 in vervulling?
21 Ja, Jehovah’s uitverkoren volk had alle reden voor vreugde. Zij gingen de eens woest liggende plaatsen weer in bezit nemen en maken tot iets wat op de tuin van Eden leek. Jehovah had ten behoeve van hen „zijn heilige arm ontbloot”. Hij had om zo te zeggen de mouwen opgerold om aan de slag te gaan teneinde hen in hun geliefde land terug te brengen. Dit was geen klein, onbeduidend incident in de geschiedenis. Nee, alle mensen in die tijd zagen hoe Gods ’ontblote arm’ kracht uitoefende in menselijke aangelegenheden om de verbazingwekkende redding van een natie te bewerken. Zij kregen een onweerlegbaar bewijs dat Jesaja en Ezechiël Jehovah’s ware boodschappers waren. Niemand kon betwijfelen dat Sions God de enige levende en ware God op heel de aarde was. In Jesaja 35:2 lezen wij: „Er zullen er zijn die de heerlijkheid van Jehovah, de pracht van onze God, zullen zien.” Degenen die dit bewijs dat Jehovah God is aanvaardden, gingen hem aanbidden.
22. (a) Waarvoor kunnen wij in deze tijd dankbaar zijn? (b) Waarom moeten wij er speciaal dankbaar voor zijn dat Jehovah valse boodschappers aan de kaak stelt?
22 Hoe dankbaar moeten wij zijn dat Jehovah zijn ware boodschappers identificeert! Hij is inderdaad Degene „die het woord van zijn knecht doet uitkomen, en die de raad van zijn eigen boden volledig ten uitvoer brengt” (Jesaja 44:26). De herstellingsprofetieën die hij Jesaja en Ezechiël gaf, verheerlijken zijn grote liefde, onverdiende goedheid en barmhartigheid jegens zijn dienstknechten. Jehovah moet stellig voor dit alles geprezen worden! En wij dienen in deze tijd speciaal dankbaar te zijn dat hij valse boodschappers aan de kaak stelt. Er zijn er namelijk heel wat van op het huidige wereldtoneel. Hun grandioze boodschappen gaan totaal voorbij aan Jehovah’s bekendgemaakte voornemens. Het volgende artikel zal ons helpen die valse boodschappers te identificeren.
[Voetnoot]
a The Monuments and the Old Testament, door Ira Maurice Price, 1925.
Kunt u dit uitleggen?
◻ Hoe identificeert Jehovah zijn ware boodschappers?
◻ Wie liet Jehovah Jesaja als werktuig voor het overwinnen van Babylon noemen?
◻ Hoe werden Jesaja’s profetieën die Babylons nederlaag beschreven, vervuld?
◻ Welke goede uitwerking had Babylons nederlaag op Jehovah’s naam?
[Illustratie op blz. 9]
Babylon leek de natiën in Ezechiëls tijd onoverwinnelijk