Stelt u werkelijk geloof in het goede nieuws?
„Het koninkrijk Gods is nabij gekomen. Hebt berouw en stelt geloof in het goede nieuws.” — MARKUS 1:15.
1, 2. Hoe zou u Markus 1:14, 15 uitleggen?
HET was het jaar 30 G.T. Jezus Christus was aan zijn grote bediening in Galilea begonnen. Hij predikte „het goede nieuws van God” en veel Galileeërs werden diep getroffen door zijn verklaring: „De bestemde tijd is vervuld en het koninkrijk Gods is nabij gekomen. Hebt berouw en stelt geloof in het goede nieuws.” — Markus 1:14, 15.
2 Voor Jezus was „de bestemde tijd” aangebroken om een begin te maken met zijn bediening, en voor mensen om een beslissing te nemen die hun Gods goedkeuring zou opleveren (Lukas 12:54-56). ’Gods koninkrijk was nabij gekomen’ omdat Jezus als aangestelde maar nog niet regerende Koning aanwezig was. Zijn predikingswerk bracht rechtgeaarde mensen tot berouw. Maar hoe toonden zij — en hoe tonen wij — „geloof in het goede nieuws”?
3. Waardoor hebben mensen getoond dat ze geloof stellen in het goede nieuws?
3 Net als Jezus drong de apostel Petrus er bij mensen op aan berouw te hebben. In een op Pinksteren 33 G.T. gehouden toespraak tot joden in Jeruzalem zei Petrus: „Hebt berouw, en laat een ieder van u worden gedoopt in de naam van Jezus Christus tot vergeving van uw zonden, en gij zult als vrije gave de heilige geest ontvangen.” Duizenden hadden berouw, lieten zich dopen en werden Jezus’ volgelingen (Handelingen 2:38, 41; 4:4). In 36 G.T. deden berouwvolle niet-joden overeenkomstige stappen (Handelingen 10:1-48). In onze tijd beweegt geloof in het goede nieuws duizenden ertoe berouw van hun zonden te hebben, zich aan God op te dragen en zich te laten dopen. Ze hebben het goede nieuws van redding aanvaard en oefenen geloof in Jezus’ loskoopoffer. Bovendien beoefenen ze rechtvaardigheid en hebben hun standpunt aan de zijde van Gods koninkrijk ingenomen.
4. Wat is geloof?
4 Maar wat is geloof? De apostel Paulus schreef: „Geloof is de verzekerde verwachting van dingen waarop wordt gehoopt, de duidelijke demonstratie van werkelijkheden die echter niet worden gezien” (Hebreeën 11:1). Ons geloof verzekert ons dat alles wat God in zijn Woord belooft al zo goed als tot stand is gebracht. Het is alsof we een akte hebben waardoor wordt bewezen dat we bepaalde eigendommen bezitten. Geloof is ook „de duidelijke demonstratie”, of het bewijs waarop een overtuiging is gebaseerd betreffende dingen die niet worden gezien. Onze verstandelijke waarneming en diepe waardering overtuigen ons ervan dat zulke dingen reëel zijn, hoewel we ze niet hebben gezien. — 2 Korinthiërs 5:7; Efeziërs 1:18.
We hebben geloof nodig!
5. Waarom is geloof zo belangrijk?
5 We werden geboren met een geestelijke behoefte, maar niet met geloof. In feite ’bezitten niet alle mensen geloof’ (2 Thessalonicenzen 3:2). Maar christenen moeten geloof hebben om Gods beloften te beërven (Hebreeën 6:12). Nadat Paulus veel voorbeelden van geloof had aangehaald, schreef hij: „Omdat wij zo’n grote wolk van getuigen rondom ons hebben, laten ook wij elk gewicht en de zonde die ons gemakkelijk verstrikt, afleggen en met volharding de wedloop lopen die voor ons ligt, terwijl wij oplettend het oog gericht houden op de Voornaamste Bewerker en Volmaker van ons geloof, Jezus” (Hebreeën 12:1, 2). Wat is „de zonde die ons gemakkelijk verstrikt”? Het is gebrek aan geloof, zelfs een verlies van geloof dat men eens bezat. Om een sterk geloof te bewaren, moeten we ’oplettend het oog gericht houden op Jezus’ en zijn voorbeeld volgen. Ook moeten we immoraliteit verwerpen, de werken van het vlees bestrijden en materialisme, wereldse filosofieën en onschriftuurlijke tradities vermijden (Galaten 5:19-21; Kolossenzen 2:8; 1 Timotheüs 6:9, 10; Judas 3, 4). Bovendien moeten we geloven dat God met ons is en dat de raad in zijn Woord werkelijk praktisch is.
6, 7. Waarom is het juist om geloof te bidden?
6 We kunnen niet door eigen wilskracht geloof in onszelf teweegbrengen. Geloof maakt deel uit van de vrucht van Gods heilige geest, of werkzame kracht (Galaten 5:22, 23). Wat dienen we dus te doen als ons geloof versterkt moet worden? Jezus zei: „Als gij . . . goede gaven aan uw kinderen weet te geven, hoeveel te meer zal dan de Vader in de hemel heilige geest geven aan wie hem erom vragen!” (Lukas 11:13) Ja, laten we om heilige geest bidden, want daardoor kan in ons het geloof teweeggebracht worden dat nodig is om zelfs onder de meest beproevingsvolle omstandigheden Gods wil te doen. — Efeziërs 3:20.
7 Het is juist te bidden om meer geloof. Toen Jezus op het punt stond een demon uit een jongen te werpen, smeekte de vader van de knaap: „Ik heb geloof! Kom mij te hulp waar ik in geloof te kort schiet!” (Markus 9:24) „Geef ons meer geloof”, zeiden Jezus’ discipelen (Lukas 17:5). Laten we derhalve bidden om geloof, in het vertrouwen dat God zulke gebeden verhoort. — 1 Johannes 5:14.
Geloof in Gods Woord is uitermate belangrijk
8. Hoe kan geloof in Gods Woord ons helpen?
8 Kort voor zijn offerandelijke dood zei Jezus tot zijn volgelingen: „Laat uw hart niet verontrust worden. Oefent geloof in God, oefent ook geloof in mij” (Johannes 14:1). Als christenen stellen we geloof in God en in zijn Zoon. Maar hoe staat het met Gods Woord? Het kan een krachtige invloed ten goede op ons leven uitoefenen als we het bestuderen en toepassen in het volle vertrouwen dat het de beste ons ter beschikking staande raad en leiding verschaft. — Hebreeën 4:12.
9, 10. Hoe zou u verklaren wat er in Jakobus 1:5-8 over geloof wordt gezegd?
9 Ons leven als onvolmaakte mensen is vol moeilijkheden. Maar geloof in Gods Woord kan ons beslist helpen (Job 14:1). Stel bijvoorbeeld dat we niet weten hoe we aan een bepaalde beproeving het hoofd moeten bieden. Gods Woord geeft ons de volgende raad: „Schiet iemand van u . . . te kort in wijsheid, dan moet hij God blijven vragen, want hij geeft aan allen edelmoedig en zonder verwijt; en ze zal hem gegeven worden. Maar hij moet in geloof blijven vragen, zonder ook maar enigszins te twijfelen, want wie twijfelt, is gelijk een golf van de zee, die door de wind gedreven en heen en weer geslingerd wordt. Die mens moet feitelijk niet menen dat hij iets van Jehovah zal ontvangen; hij is een besluiteloos man, ongestadig in al zijn wegen.” — Jakobus 1:5-8.
10 Jehovah God zal ons geen verwijten maken omdat we tekortschieten in wijsheid en erom bidden. In plaats daarvan zal hij ons helpen de beproeving in het juiste licht te bezien. Onze aandacht kan via medegelovigen of terwijl we de bijbel bestuderen op nuttige schriftplaatsen worden gevestigd. Of wellicht verschaft Jehovah’s heilige geest ons op een andere manier leiding. Onze hemelse Vader zal ons de wijsheid verlenen om aan beproevingen het hoofd te bieden als we „in geloof blijven vragen, zonder ook maar enigszins te twijfelen”. Als we gelijk een door de wind gedreven golf van de zee zouden zijn, zouden we niet kunnen verwachten iets van God te ontvangen. Waarom niet? Omdat dit zou betekenen dat we in onze gebeden of anderszins — ja, zelfs in het oefenen van geloof — besluiteloos en ongestadig zouden zijn. We moeten daarom een sterk geloof hebben in Gods Woord en in de erin verschafte leiding. Laten we eens enkele voorbeelden beschouwen van de manier waarop Gods Woord hulp en leiding geeft.
Geloof en levensonderhoud
11. Welke verzekering betreffende onze dagelijkse behoeften geeft geloof in Gods Woord ons?
11 Stel eens dat we thans ontberingen of armoede lijden. Geloof in Gods Woord geeft ons de verzekerde verwachting dat Jehovah voor onze dagelijkse behoeften zal zorgen en uiteindelijk overvloedige voorzieningen zal treffen voor allen die hem liefhebben (Psalm 72:16; Lukas 11:2, 3). We vinden het misschien aanmoedigend erover na te denken hoe Jehovah tijdens een hongersnood in voedsel voor de profeet Elia voorzag. Later zorgde God door middel van een wonder dat een voorraad meel en olie waarmee een vrouw, haar zoon en Elia in leven werden gehouden, niet op raakte (1 Koningen 17:2-16). Op soortgelijke wijze voorzag Jehovah tijdens het Babylonische beleg van Jeruzalem in de behoeften van de profeet Jeremia (Jeremia 37:21). Hoewel Jeremia en Elia weinig te eten hadden, zorgde Jehovah voor hen. Hij doet hetzelfde voor degenen die thans geloof in hem oefenen. — Mattheüs 6:11, 25-34.
12. Hoe zal geloof helpen om brood op de plank te krijgen?
12 Geloof gekoppeld aan het toepassen van bijbelse beginselen zal ons niet materieel rijk maken, maar het zal ons wel helpen brood op de plank te krijgen. Ter illustratie: De bijbel geeft ons de raad eerlijke, bekwame, hardwerkende personen te zijn (Spreuken 22:29; Prediker 5:18, 19; 2 Korinthiërs 8:21). Nooit dienen we te onderschatten hoe waardevol het is een voortreffelijke reputatie als werknemer te hebben. Zelfs op plaatsen waar goedbetaalde banen schaars zijn, gaat het eerlijke, vaardige, ijverige werknemers beter dan anderen. Hoewel zulke werknemers misschien op materieel gebied weinig bezitten, beschikken ze gewoonlijk over de fundamentele levensbehoeften en smaken ze de voldoening voedsel te eten waarvoor ze zelf gewerkt hebben. — 2 Thessalonicenzen 3:11, 12.
Geloof helpt ons verlies te verwerken
13, 14. Hoe worden we door geloof geholpen ons verdriet te verwerken?
13 Gods Woord toont op realistische wijze aan dat het normaal is verdriet te voelen bij de dood van een beminde. De getrouwe patriarch Abraham rouwde om de dood van zijn geliefde vrouw, Sara (Genesis 23:2). David was kapot van verdriet nadat hij had gehoord dat zijn zoon Absalom dood was (2 Samuël 18:33). Zelfs de volmaakte man Jezus weende over de dood van zijn vriend Lazarus (Johannes 11:35, 36). Wanneer een geliefde sterft, kunnen we een bijna overweldigend verdriet voelen, maar geloof in de beloften in Gods Woord kan ons helpen zo’n verlies te verwerken.
14 ’Op God heb ik mijn hoop gesteld,’ zei Paulus, ’dat er een opstanding zal zijn van de rechtvaardigen en de onrechtvaardigen’ (Handelingen 24:15). We moeten geloof stellen in Gods voorziening om grote menigten tot leven op te wekken (Johannes 5:28, 29). Tot hen zullen Abraham en Sara, Isaäk en Rebekka en Jakob en Lea behoren — die thans allen in de dood slapen en wachten op een opstanding in Gods nieuwe wereld (Genesis 49:29-32). Wat een vreugde zal er zijn wanneer geliefden uit de doodsslaap worden gewekt om hier op aarde te leven! (Openbaring 20:11-15) In de tussentijd zal geloof niet alle verdriet uitbannen, maar het zal ervoor zorgen dat we dicht bij God blijven die ons helpt ons verdriet te verwerken. — Psalm 121:1-3; 2 Korinthiërs 1:3.
Geloof versterkt de terneergeslagenen
15, 16. (a) Waarom kunnen we zeggen dat depressiviteit onder degenen die geloof oefenen niets nieuws is? (b) Wat kan er worden gedaan om het hoofd te bieden aan depressiviteit?
15 Gods Woord toont ook aan dat zelfs degenen die geloof oefenen het slachtoffer van depressiviteit kunnen worden. Tijdens zijn zware beproeving dacht Job dat God hem had verlaten (Job 29:2-5). De verwoeste staat waarin de stad Jeruzalem en haar muren verkeerden, maakte Nehemia droefgeestig (Nehemia 2:1-3). Petrus was nadat hij Jezus verloochend had zo kapot dat hij ’bitter weende’ (Lukas 22:62). En Paulus drukte medegelovigen in de gemeente in Thessalonika op het hart om ’bemoedigend tot de terneergeslagen zielen te spreken’ (1 Thessalonicenzen 5:14). Depressiviteit onder degenen die geloof oefenen, is in deze tijd derhalve niets nieuws. Wat kunnen we dan doen om het hoofd te bieden aan depressiviteit?
16 We kunnen depressief zijn omdat we met verscheidene ernstige problemen kampen. In plaats van ze als een grote hopeloze toestand te bezien, kunnen we ze misschien een voor een aanpakken door bijbelse beginselen toe te passen. Dit kan een hulp zijn om verlichting van onze depressiviteit te vinden. Evenwichtige activiteit en voldoende rust kunnen ook nuttig zijn. Eén ding is zeker: geloof in God en zijn Woord draagt tot ons geestelijke welzijn bij want het versterkt onze overtuiging dat hij werkelijk om ons geeft.
17. Hoe weten we dat Jehovah om ons geeft?
17 Petrus geeft ons de volgende troostrijke verzekering: „Vernedert u . . . onder de machtige hand van God, opdat hij u te zijner tijd moge verhogen, terwijl gij al uw bezorgdheid op hem werpt, want hij zorgt voor u” (1 Petrus 5:6, 7). De psalmist zong: „Jehovah ondersteunt allen die vallen, en richt alle neergebogenen op” (Psalm 145:14). We dienen geloof te stellen in deze beloften want ze staan in Gods Woord. Hoe geloofversterkend is het te weten dat, hoewel de depressiviteit misschien aanhoudt, we al onze bezorgdheid op onze liefdevolle hemelse Vader kunnen werpen!
Geloof en andere beproevingen
18, 19. Hoe helpt geloof ons om aan ziekte het hoofd te bieden en medegelovigen die iets mankeren te troosten?
18 We ondergaan misschien een grote beproeving op ons geloof wanneer wij of onze geliefden aan een ernstige ziekte lijden. Hoewel de bijbel er geen melding van maakt dat christenen zoals Epafroditus, Timotheüs en Trofimus door een wonder werden genezen, hielp Jehovah hen ongetwijfeld te volharden (Filippenzen 2:25-30; 1 Timotheüs 5:23; 2 Timotheüs 4:20). Bovendien zong de psalmist over „een ieder die de geringe consideratie betoont”: „Jehovah zelf zal hem schragen op een divan van ziekte; heel zijn bed zult gij stellig veranderen tijdens zijn ziekte” (Psalm 41:1-3). Hoe kunnen de woorden van de psalmist ons helpen medegelovigen die iets mankeren te vertroosten?
19 Eén manier om geestelijke hulp te bieden, is te bidden met en voor degenen die ziek zijn. Hoewel we God in deze tijd geen verzoek doen om wonderbare genezingen te verrichten, kunnen we vragen of God hun vastberadenheid verleent om hun ziekte te dragen en de benodigde geestelijke kracht om zulke periodes van zwakte te verduren. Jehovah zal hen schragen, en hun geloof zal versterkt worden door uit te zien naar de tijd dat „geen inwoner zal zeggen: ’Ik ben ziek’” (Jesaja 33:24). Wat een troost schuilt er in de wetenschap dat de gehoorzame mensheid door bemiddeling van de uit de doden opgewekte Jezus Christus en door middel van Gods koninkrijk blijvend van zonde, ziekte en de dood bevrijd zal worden! Voor deze grootse vooruitzichten danken we Jehovah, ’die al onze kwalen zal genezen’. — Psalm 103:1-3; Openbaring 21:1-5.
20. Waarom kan er gezegd worden dat geloof ons door „de rampspoedige dagen” van de ouderdom heen kan voeren?
20 Geloof kan ons ook door „de rampspoedige dagen” van de ouderdom, wanneer gezondheid en kracht achteruitgaan, heen voeren (Prediker 12:1-7). De ouderen onder ons kunnen dan ook net zo bidden als de bejaarde psalmist die zong: „Gij zijt mijn hoop, o Soevereine Heer Jehovah . . . Werp mij niet weg ten tijde van de ouderdom; verlaat mij niet juist wanneer mijn kracht het begeeft” (Psalm 71:5, 9). De psalmist voelde de behoefte aan Jehovah’s steun, net als veel van onze medechristenen die oud zijn geworden in Gods dienst. Wegens hun geloof kunnen ze er zeker van zijn dat ze de nimmer falende steun van Jehovah’s eeuwige armen hebben. — Deuteronomium 33:27.
Bewaar het geloof in Gods Woord
21, 22. Als we geloof hebben, welke uitwerking heeft dat dan op onze band met God?
21 Geloof in het goede nieuws en het gehele Woord van God helpt ons steeds dichter tot Jehovah te naderen (Jakobus 4:8). Zeker, hij is onze Soevereine Heer, maar hij is ook onze Schepper en Vader (Jesaja 64:8; Mattheüs 6:9; Handelingen 4:24). „Gij zijt mijn Vader, mijn God en de Rots van mijn redding”, zong de psalmist (Psalm 89:26). Als we geloof in Jehovah en zijn geïnspireerde Woord oefenen, kunnen ook wij hem als ’de Rots van onze redding’ beschouwen. Wat een hartverwarmend voorrecht!
22 Jehovah is de Vader van door de geest verwekte christenen en van hun metgezellen met een aardse hoop (Romeinen 8:15). En geloof in onze hemelse Vader leidt nooit tot teleurstelling. David zei: „Ingeval mijn eigen vader en mijn eigen moeder mij werkelijk verlieten, zou toch Jehovah zelf mij opnemen” (Psalm 27:10). Bovendien hebben we de volgende verzekering: „Jehovah zal zijn volk niet in de steek laten ter wille van zijn grote naam.” — 1 Samuël 12:22.
23. Wat wordt er van ons verlangd om een blijvende band met Jehovah te kunnen genieten?
23 Willen we een blijvende band met Jehovah genieten, dan moeten we uiteraard geloof in het goede nieuws hebben en de Schrift aanvaarden voor wat ze werkelijk is — het Woord van God (1 Thessalonicenzen 2:13). We moeten onvoorwaardelijk geloof in Jehovah hebben en zijn Woord ons pad laten verlichten (Psalm 119:105; Spreuken 3:5, 6). Ons geloof zal groeien als we vol vertrouwen in zijn mededogen, barmhartigheid en steun tot hem bidden.
24. Welke vertroostende gedachte wordt in Romeinen 14:8 onder woorden gebracht?
24 Geloof heeft ons ertoe bewogen ons voor alle eeuwigheid aan God op te dragen. Omdat we een sterk geloof hebben, zijn we, zelfs al zouden we sterven, Gods opgedragen dienstknechten die een opstandingshoop bezitten. Ja, „wij [behoren] of wij nu leven of sterven, Jehovah toe” (Romeinen 14:8). Laten we die vertroostende gedachte in ons hart bewaren terwijl we ons vertrouwen in Gods Woord behouden en geloof blijven stellen in het goede nieuws.
Wat zou u antwoorden?
• Wat is geloof, en waarom hebben we die hoedanigheid nodig?
• Waarom is het uitermate belangrijk dat we geloof stellen in het goede nieuws en het gehele Woord van God?
• Hoe helpt geloof ons het hoofd te bieden aan verscheidene beproevingen?
• Wat zal ons helpen het geloof te behouden?
[Illustraties op blz. 12]
Jehovah steunde Jeremia en Elia omdat ze geloof hadden
[Illustraties op blz. 13]
Job, Petrus en Nehemia hadden een sterk geloof
[Illustraties op blz. 15]
Om een blijvende band met Jehovah te genieten, moeten we geloof in het goede nieuws hebben