Een zegel ’behorend aan Juchal’
IN DE zevende eeuw v.G.T. nam de Chaldeeuwse heerser Nebukadnezar Jeruzalem in; hij stak de stad in brand en slechtte de muren. Zedekia, de koning van Juda, nam hij gevangen en hij stak hem de ogen uit. Bovendien ’slachtte de koning van Babylon al de edelen van Juda af’. — Jeremia 39:1-8.
Een van de edelen of vorsten van Juda die waarschijnlijk door de Babyloniërs werd gedood, was Juchal, de zoon van Selemja. Juchals geschiedenis heeft een soort epiloog gekregen. Maar laten we voordat we daar aandacht aan besteden, eerst eens kijken wat de bijbel over Juchal en zijn tijd zegt.
„Zij zullen u niet overmeesteren”
Jehovah gaf de profeet Jeremia opdracht een oordeelsboodschap tegen Juda en Jeruzalem uit te spreken. God vertelde Jeremia dat de koningen, de vorsten, de priesters en het volk van Juda tegen hem zouden „strijden”. „Maar zij zullen u niet overmeesteren, want ’ik ben met u’”, zei Jehovah. — Jeremia 1:17-19.
Tijdens de Babylonische belegering van Jeruzalem, de hoofdstad van Juda, stuurde koning Zedekia twee keer boodschappers naar Jeremia om te informeren of Nebukadnezar van de stad zou wegtrekken en om de profeet te vragen of hij om die uitslag wilde bidden. Een van de afgezanten van de koning was Juchal, ook wel Jehuchal genoemd. Jeremia’s van God afkomstige boodschap was dat de Chaldeeën of Babyloniërs de stad zouden verwoesten. De inwoners van Jeruzalem die in de stad zouden blijven, zouden omkomen door de hongersnood, de pestilentie en het zwaard. Degenen daarentegen die naar de Chaldeeën zouden overlopen, zouden het er levend afbrengen. Wat waren de vorsten van Juda woedend toen ze Jeremia’s woorden hoorden! — Jeremia 21:1-10; 37:3-10; 38:1-3.
Juchal was een van de vorsten die Zedekia dringend aanraadden: „Laat deze man [Jeremia] alstublieft ter dood gebracht worden, want zo verslapt hij de handen van de krijgslieden.” De goddeloze Juchal behoorde ook tot degenen die Jeremia in een modderige regenput gooiden, waaruit de profeet later bevrijd werd (Jeremia 37:15; 38:4-6). Omdat Jeremia Jehovah gehoorzaamde, overleefde hij de verwoesting van Jeruzalem, maar Juchal is kennelijk gestorven toen het stelsel waarop hij vertrouwde, werd vernietigd.
Een interessante epiloog
We zouden kunnen zeggen dat de epiloog van het verslag over Juchal pas in 2005 in Jeruzalem werd ’geschreven’. Archeologen waren aan het graven op een lokatie waar ze hoopten het paleis van koning David te vinden. Wat ze vonden, was een heel groot stenen bouwwerk waarvan ze denken dat het verwoest werd toen de Babyloniërs in de tijd van Jeremia Jeruzalem innamen.
Of het hierbij om het paleis van David gaat, is nog onzeker. Eén gevonden voorwerp hebben de archeologen echter geïdentificeerd: het op bladzijde 14 afgebeelde, 1 centimeter brede kleizegel. Eens was er een document mee verzegeld dat al lang vergaan is. Er staat op te lezen: „Behorend aan Jehuchal zoon van Sjelemjahoe zoon van Sjovi”. Die afdruk is kennelijk gemaakt met het zegel van Jeremia’s tegenstander Jehuchal of Juchal, de zoon van Selemja.
De archeologe Eilat Mazar, die de afdruk heeft ontcijferd, schrijft dat Jehuchal pas de „tweede dienaar des konings” is na Gemarja, de zoon van Safan, wiens naam voorkomt op een zegelafdruk die in de Stad van David is gevonden.a
Geloof in Gods Woord is niet afhankelijk van archeologische vondsten; de vervulling van geïnspireerde profetieën is wel een deugdelijke basis voor geloof in de bijbel. Historische feiten bewijzen dat Jeremia de verwoesting van Jeruzalem nauwkeurig heeft voorzegd. Het roemloze einde van Jeremia’s tegenstanders moet ons sterken in onze overtuiging dat als we net als Jeremia getrouw zijn, onze vijanden ’ons niet zullen overmeesteren, omdat Jehovah met ons is’.
[Voetnoot]
a Zie voor informatie over Gemarja en Safan het artikel „Bent u bekend met Safan en zijn familie?” in De Wachttoren van 15 december 2002, blz. 19-22.
[Illustratie op blz. 15]
Jeremia bezweek niet voor de druk om Gods boodschap af te zwakken
[Illustratieverantwoording op blz. 14]
Gabi Laron/Institute of Archaeology/ Hebrew University ©Eilat Mazar