Het goede nieuws aanbieden — Door volledig gebruik te maken van het Redeneren-boek
1 „O, had ik mijn Redeneren-boek maar bij me!” Is deze gedachte door je geest gegaan toen je probeerde antwoord te geven op een schriftuurlijke vraag die je in de velddienst tegenkwam of terwijl je op het werk of op school informeel getuigenis gaf? Degenen die zich vertrouwd hebben gemaakt met de kenmerken van het Redeneren-boek en het bij zich dragen, hebben bemerkt dat zij erop kunnen rekenen voor hulp op de juiste tijd. Hoe staat het met jou?
2 Sinds het Redeneren-boek in 1985 werd vrijgegeven, heeft bijna elke uitgave van Onze Koninkrijksdienst uitstekende suggesties verschaft omtrent het gebruik ervan. Kun je je enkele situaties herinneren uit dienstvergaderingonderdelen in het verleden die de veelzijdigheid en waarde van het Redeneren-boek lieten uitkomen? Er zijn demonstraties geweest die toonden hoe het gebruikt kan worden door ouders om hun gezin te helpen zich op de velddienst voor te bereiden, hoe een ouderling hulp biedt aan een jongere die zich tot de wereld aangetrokken voelt, en hoe sterkere verkondigers degenen bijstaan die aanmoediging nodig hebben (km 6/86, blz. 2; km 7/86, blz. 2). Eén artikel moedigde jongeren aan het Redeneren-boek te gebruiken om geestelijk voorbereid te zijn op de school (km 8/87 blz. 2). Andere artikelen hebben praktische suggesties gegeven over hoe het in elk aspect van onze velddienst te gebruiken en hoe het gebruik ervan aan wisselende omstandigheden aan te passen, zoals bij het bewerken van gebied met afgesloten flatgebouwen. — km 4/86 blz. 3; km 12/87 blz. 8.
GEBRUIKEN WIJ HET TEN VOLLE?
3 Indien wij het Redeneren-boek doeltreffend willen gebruiken, moeten wij eerst bekend raken met de inhoud ervan. Dan moeten wij ons inspannen om de suggesties eruit te gebruiken. Heb je geprobeerd een gesuggereerde inleiding aan te passen aan het huidige Onderwerp voor gesprekken? Als je de tweede suggestie onder „Koninkrijk” op bladzijde 11 van het Redeneren-boek gebruikt en kort verwijst naar Openbaring 21:3-5, zou je op logische wijze het thema van ons huidige Onderwerp voor gesprekken, „Wie zullen wij aanbidden?”, naar voren kunnen brengen.
4 Door het materiaal uit het gedeelte over „Gesprekafwimpelingen” te gebruiken, kunnen wij succesvoller zijn in het ontzenuwen van tegenwerpingen aan het begin van het gesprek. Waarom er niet over nadenken hoe je zou kunnen reageren op een mogelijke gesprekafwimpeling. Als iemand bijvoorbeeld zegt „Ik heb geen belangstelling”, zou je kunnen proberen de vierde suggestie op bladzijde 16 te gebruiken, naar Openbaring 14:7 kunnen verwijzen en dan uiteen kunnen zetten dat deze schriftplaats jou bewust heeft gemaakt van de noodzaak de ware God te identificeren en te aanbidden. Probeer het. Anderen hebben goed succes gehad door uitspraken als deze te gebruiken.
5 Als wij tijd opzij zetten om frisse benaderingen en inleidingen die aantrekkelijk zullen zijn voor ons speciale publiek voor te bereiden, zullen wij enthousiaster zijn om in het veld uit te trekken, zelfs in gebied dat frequent wordt bewerkt (km 3/86 blz. 4). Waarom zou je er niet de nodige tijd voor nemen om enkele van de verschenen artikelen door te nemen die suggesties boden over hoe het Redeneren-boek doeltreffend te gebruiken? — km 3/87 blz. 4; km 10/88 blz. 8.
6 Moge Jehovah jullie krachtsinspanningen ten volle zegenen terwijl jullie proberen anderen inzicht te geven in „de grote daden van God”! (Hand. 2:11) Dan verenigen zij zich wellicht met de psalmist David, door tot Jehovah te zeggen: „Hoe kostbaar zijn mij uw gedachten!” — Ps. 139:17.