’Laat uw licht schijnen’
1. Waarin mogen we anderen laten delen?
1 Van de ochtend tot de avond strekt de schoonheid van zichtbaar licht Jehovah God tot eer. Toch was het een ander soort licht dat Jezus zijn discipelen aanbood, namelijk „het licht des levens” (Joh. 8:12). Het bezit van dat geestelijk licht is een bijzonder voorrecht dat ernstige verantwoordelijkheden met zich meebrengt. Jezus gaf de opdracht: „Laat (...) uw licht voor de mensen schijnen” (Matth. 5:16). Terwijl er overal diepe geestelijke duisternis heerst, moeten wij anderen in dat licht laten delen, en de noodzaak daarvan is nog nooit zo groot geweest! Hoe kunnen we, net als Christus, ons licht laten schijnen?
2. Hoe maakte Jezus duidelijk dat het belangrijk is het geestelijk licht met anderen te delen?
2 Door te prediken: Jezus gebruikte zijn tijd, energie en middelen om mensen het licht der waarheid bekend te maken bij hen thuis, op openbare pleinen, op berghellingen — waar ze zich ook maar bevonden. Hij erkende dat het brengen van echte geestelijke verlichting van blijvende waarde is (Joh. 12:46). Om nog meer mensen te bereiken, bereidde Jezus zijn discipelen erop voor „het licht der wereld” te zijn (Matth. 5:14). Ze lieten hun licht schijnen door hun medemensen goed te doen en door geestelijke waarheden met hen te delen.
3. Hoe kunnen we echte waardering tonen voor het licht der waarheid?
3 Gods volk neemt de verantwoordelijkheid om ’als kinderen van het licht te blijven wandelen’ ernstig op en predikt overal waar mensen te vinden zijn (Ef. 5:8). Gewoon in een pauze de Bijbel of onze christelijke publicaties lezen waar anderen dat kunnen zien, kan de weg openen voor een Bijbels gesprek. Op die manier begon een zusje een Bijbelstudie en verspreidde ze boeken bij twaalf van haar klasgenoten!
4. Waarom hoort bij het ’laten schijnen van ons licht’ ook een voorbeeldig gedrag?
4 Door voortreffelijke werken: Ons licht laten schijnen heeft ook te maken met ons dagelijks gedrag (Ef. 5:9). Op het werk, op school en op andere openbare plaatsen valt christelijk gedrag op en schept het mogelijkheden om Bijbelse waarheden met anderen te delen (1 Petr. 2:12). Zo bewoog het goede gedrag van een jongen van vijf zijn lerares ertoe zijn ouders op te bellen. Ze zei: „Ik heb nog nooit een kind meegemaakt dat zo’n sterk besef van goed en kwaad had!” Onze bediening en ons goede gedrag trekken mensen inderdaad tot „het licht des levens” en strekken onze God tot eer.