Voordat je gaat prediken, moet je misschien zoeken
Op de pinksterdag van het jaar 33 begonnen Jezus’ discipelen na heilige geest ontvangen te hebben, „in verschillende talen te spreken” tot de aanwezigen uit verafgelegen delen van de aarde (Hand. 2:4). Als resultaat daarvan werden zo’n drieduizend mensen gedoopt. Het is interessant dat de meeste bezoekers blijkbaar ook een gemeenschappelijke taal spraken, waarschijnlijk Hebreeuws of Grieks. Toch koos Jehovah ervoor de Koninkrijksboodschap in hun eigen taal tot hen te laten prediken. Eén reden daarvoor is ongetwijfeld dat mensen vaak meer geneigd zijn gunstig op het goede nieuws te reageren als ze dat in hun eigen taal horen. Daarom worden de gebiedstoewijzingen voor gemeenten in meertalige gebieden tegenwoordig per taal gedaan. (Zie het Georganiseerd-boek, blz. 107 §1, 2.) Anderstalige groepen krijgen geen gebiedstoewijzing, maar prediken tot sprekers van die taal in het gebied van de ondersteunende gemeente en andere gemeenten in de buurt.
Als je ergens woont waar iedereen dezelfde taal spreekt, kun je gewoon van huis tot huis prediken. Maar je situatie kan anders zijn als je in een grote stad woont waar veel talen worden gesproken. Misschien wordt in bepaalde buurten door meerdere gemeenten gepredikt, maar elk in een andere taal. Hoewel de gemeenten je informatie kunnen geven over door hen gevonden personen die jouw taal spreken, ligt de verantwoordelijkheid voor het vinden van mensen tot wie je kunt prediken bij jouw gemeente of groep. (Zie het kader „Help elkaar”.) Daarom moet je je misschien gaan bezighouden met het zoekwerk, waarbij je inlichtingen inwint om de mensen te vinden die een specifieke taal spreken. Hoe kan dat zoekwerk worden gedaan?
Het organiseren van het zoekwerk: Hoeveel tijd er aan het zoekwerk in veeltalige gebieden besteed moet worden, hangt van de plaatselijke omstandigheden af. Hoeveel mensen in jullie woonplaats spreken bijvoorbeeld de bewuste taal? Hoeveel verkondigers zijn er? Hoeveel adressen heeft de gemeente of groep al? Er wordt niet van de gemeente verlangd dat ze in elke buurt even grondig zoekt; er kan voor gekozen worden zich te concentreren op de dichter bevolkte gebieden binnen de gebiedsgrenzen en op die gebieden die zich op redelijke afstand bevinden. Maar het is belangrijk dat het zoeken goed georganiseerd wordt, zodat zo veel mogelijk mensen in de gelegenheid worden gesteld om Jehovah’s naam aan te roepen (Rom. 10:13, 14).
Om te voorkomen dat er dubbel werk wordt gedaan op plaatsen waar er gezocht moet worden, moet het lichaam van ouderlingen en in het bijzonder de dienstopziener het zoekwerk organiseren en leiden (1 Kor. 9:26). In anderstalige groepen kan de leiding worden genomen door een bekwame broeder, bij voorkeur een ouderling of dienaar in de bediening, die daarvoor is uitgekozen door het lichaam van ouderlingen van de gemeente waaronder de groep valt. Veel gemeenten en groepen hebben een regeling om systematisch voorbereidend onderzoek te doen, bijvoorbeeld door met behulp van een telefoongids of internet namen te verzamelen die veel in de bewuste taal voorkomen. Vervolgens wordt het feitelijke zoekwerk gedaan via telefoontjes of bezoeken om vast te stellen welke adressen in het gebied opgenomen moeten worden. Als dat praktisch is, kan het lichaam van ouderlingen van een gemeente die een groep steunt, regelingen treffen dat de hele gemeente af en toe deelneemt aan het zoekwerk. (Zie het kader „Hoe de mensen te vinden die je taal spreken”.)
Elke keer dat we persoonlijk aan het zoekwerk deelnemen, moeten we een duidelijk doel voor ogen hebben. Omdat die activiteit deel uitmaakt van de velddienst, moeten we ons kleden zoals we dat altijd doen als we gaan prediken. Veel verkondigers merken dat het oefenen van hun presentaties en het spreken van de taal bij het zoeken hen helpt enthousiast te blijven en hun taalvaardigheid vergroot. We mogen de tijd die we aan het zoeken besteden als velddienst rekenen maar niet de tijd die aan het maken van gebiedskaartjes en lijsten wordt besteed. Als we iemand vinden die de taal spreekt, moeten we proberen het goede nieuws met hem te delen en daarna prompt de informatie doorgeven aan de dienstopziener of iemand die door hem is aangewezen, zodat de gebiedsgegevens bijgewerkt kunnen worden. Dat moet altijd gebeuren, of de persoon nu belangstelling heeft of niet. Hoewel het zoekwerk belangrijk is, moeten we evenwichtig zijn en aan alle takken van de bediening deelnemen. (Zie het kader „Wat te zeggen bij het zoekwerk”.)
Zoeken naar mensen die doof zijn: Het zoeken naar doven brengt unieke uitdagingen met zich mee en vergt heel wat inspanning en volharding. Iemand die doof is, kan niet geïdentificeerd worden aan de manier waarop zijn naam gespeld wordt, of aan lichaamskenmerken of kleding. Bovendien kunnen familieleden en vrienden hem afschermen en aarzelen de verkondigers informatie te verschaffen. De volgende suggesties voor het zoeken naar doven kunnen ook nuttig zijn bij het zoeken naar personen die zich van een gesproken taal bedienen.
Gebarentaalgemeenten en -groepen hebben succes gehad met het inwinnen van informatie in woonwijken. Misschien heeft een huisbewoner een van zijn buren, een collega of klasgenoot gebarentaal zien gebruiken. Hij kan een bord gezien hebben dat verkeersdeelnemers op dove kinderen attendeert. Misschien heeft hij een doof familielid. Houd in gedachte dat het doel van je bezoek met enige argwaan bezien kan worden. Je kunt echter veel doen om de huisbewoner op zijn gemak te stellen door je oprechte vriendelijkheid en je korte, eerlijke en waardige uitleg. Sommigen hebben goede resultaten gehad met het laten zien van dvd’s in gebarentaal als ze informeren of de huisbewoner iemand kent die doof is. Dan vertellen ze eenvoudig dat ze de Bijbelse hoop met zulke mensen willen delen. Als de huisbewoner aarzelt informatie te geven, kan hij wel bereid zijn je visitekaartje of een uitnodiging voor een gemeentevergadering aan te nemen om die aan zijn dove familielid of vriend te geven.
Een of twee dagen per jaar zou een gebarentaalgemeente een nabijgelegen gemeente met een andere taal kunnen uitnodigen hen te helpen bij het zoeken naar doven in een van de stadswijken binnen hun grote gebied. Op een door de gebarentaalgemeente geleide velddienstbijeenkomst zouden instructies voor die activiteit en een demonstratie gegeven kunnen worden. Elke autogroep kan minstens één verkondiger uit de gebarentaalgemeente toegewezen krijgen en een kaart ontvangen van een specifiek gebied om in te zoeken.
Er kan ook gezocht worden op plaatsen waarvan bekend is dat doven er bijeenkomen voor omgang en ontspanning of om nuttige diensten aan te vragen die plaatselijk worden aangeboden. Verkondigers moeten zich passend voor die situatie kleden. Het kan het beste zijn om met een of twee aanwezigen te praten en niet te veel op te vallen in plaats van een presentatie voor de hele groep te houden. Als het gesprek productief is, kan er misschien contactinformatie worden uitgewisseld.
Nog een optie is het maken van kaartjes waarop plaatselijke bedrijven staan om die dan op een geschikt tijdstip te bezoeken. Er zou een kaartje kunnen zijn met een aantal tankstations. Op een ander zouden stomerijen, wasserettes, restaurants, hotels of andere soorten bedrijven kunnen staan. Als op elk kaartje gelijksoortige bedrijven staan, kunnen verkondigers dezelfde benadering gebruiken en ervaring en bekwaamheid opdoen. Omdat in hotels meestal ook dove gasten logeren, zouden we ons werk kort kunnen uitleggen aan de receptionist en een pakje met een dvd en een uitnodiging voor een gemeentevergadering kunnen aanbieden dat het hotel aan dove gasten kan geven. Bij sommige bedrijven kunnen we eenvoudig informeren of er ook werknemers of vaste klanten zijn die gebarentaal gebruiken. Als er een school voor doven in het gebied is, zouden we enkele van onze publicaties op dvd voor de bibliotheek kunnen aanbieden.
Een belangrijk werk: Het zoeken naar huisbewoners die je taal spreken, kan saai zijn. Bovendien kan de samenstelling van sommige buurten door verhuizingen snel veranderen. Daardoor is het bijhouden van gebiedsgegevens een hele uitdaging. Toch is in steeds meer gebieden het zoekwerk een belangrijk aspect van de velddienst. Jehovah, die ons de toewijzing heeft gegeven om te prediken, is niet partijdig (Hand. 10:34). Het is zijn wil „dat alle soorten van mensen worden gered en tot een nauwkeurige kennis van de waarheid komen” (1 Tim. 2:3, 4). Laten we daarom met Jehovah en met elkaar samenwerken om mensen van alle talen te vinden die „een edel en goed hart” hebben (Luk. 8:15).
[Kader op blz. 5]
Help elkaar
Als de gemeente of groep hulp zou willen krijgen bij het zoeken naar degenen die hun taal spreken, kan de dienstopziener contact opnemen met ouderlingen van andere gemeenten in de buurt. Het zal het beste zijn om alleen die gemeenten te benaderen die zich redelijk dichtbij bevinden of die een behoorlijke groep sprekers van die taal in hun gebied hebben wonen. De betreffende gemeenten kunnen dan hun verkondigers vertellen dat als zij iemand van die taal vinden, zij het adres moeten noteren en aan de dienstopziener moeten geven. Hij geeft het dan door aan de gemeente of groep die erom vroeg. De dienstopzieners van de betrokken gemeenten kunnen een wederzijds aanvaardbaar systeem uitwerken om veeltalig gebied te bewerken en belangstellenden naar de juiste gemeente of groep te verwijzen.
Als verkondigers iemand van een andere taal vinden die echt belangstelling toont (of iemand die doof is), dan moeten ze prompt een Nabezoek-formulier (S-43) invullen en dat aan de secretaris geven. Dan zal de persoon in kwestie snel geestelijke hulp ontvangen. (Zie km 5/11 blz. 3; daar heet het formulier nog Te bezoeken anderstalig adres.)
[Kader op blz. 6]
Hoe de mensen te vinden die je taal spreken
• Informeer bij anderen: Bijbelstudies, familieleden, collega’s, enz.
• Gebruik een telefoongids om namen te vinden die veel in je taal voorkomen. Een telefoongids waarin je namen op adres kunt sorteren, is vaak beschikbaar op internet of via de telefoonmaatschappij.
• Informeer discreet bij instanties die diensten verlenen aan het publiek, zoals plaatselijke bibliotheken, overheidskantoren en hogescholen.
• Let in de plaatselijke krant op mededelingen over publieke activiteiten die door de anderstalige gemeenschap worden georganiseerd.
• Bezoek plaatselijke winkels en bedrijven die zich op de anderstalige gemeenschap richten.
• Vraag toestemming voor het opzetten van een lectuurtafel bij een bedrijf, studentenhuis of vervoerscentrum waarvan bekend is dat er veel mensen komen die de taal spreken.
• Koop een commerciële adressengids of een computerprogramma waarmee je openbare bestanden op internet kunt raadplegen.
[Kader op blz. 7]
Wat te zeggen bij het zoekwerk
Een vriendelijke, oprechte en open benadering zal wantrouwen wegnemen. Het is vaak nuttig eerst lectuur in de taal te laten zien.
Na een groet zou je kunnen zeggen: „We zoeken mensen die ․․․․․ spreken om de hoop uit de Bijbel met hen te delen. Kent u iemand met wie we zouden kunnen praten?”
Bij het zoeken naar de doven zou je kunnen zeggen: „Hallo. Mag ik u iets laten zien? [Speel op een draagbare dvd-speler een stukje af van een gebarentaalpublicatie.] We hebben een aantal dvd’s die kosteloos verkrijgbaar zijn en bedoeld zijn om in de geestelijke behoeften van doven te voorzien. Kent u iemand die doof of hardhorend is en die gebarentaal gebruikt?” Als de huisbewoner niemand weet, is het vaak goed voorbeelden te geven van plaatsen waar hij misschien een dove gezien kan hebben, bijvoorbeeld op zijn werk, op school of in de buurt.