9 Daarna zei Jakob: ‘Jehovah, God van mijn vader Abraham en God van mijn vader Isaäk, u hebt tegen me gezegd: “Ga terug naar je land en naar je familie, en ik zal ervoor zorgen dat het goed met je gaat.”+
9 Daarna zei Jakob: ‘Jehovah, God van mijn vader Abraham en God van mijn vader Isaäk, u hebt tegen me gezegd: “Ga terug naar je land en naar je familie, en ik zal ervoor zorgen dat het goed met je gaat.”+