2 ‘Als iemand* zondigt en zich ontrouw tegenover Jehovah gedraagt+ doordat hij zijn naaste bedriegt in verband met iets wat hem is toevertrouwd+ of als onderpand is gegeven, of doordat hij zijn naaste besteelt of afzet,
2 ‘Als iemand* zondigt en zich ontrouw tegenover Jehovah gedraagt+ doordat hij zijn naaste bedriegt in verband met iets wat hem is toevertrouwd+ of als onderpand is gegeven, of doordat hij zijn naaste besteelt of afzet,