2 Daarom zei Sarai tegen Abram: ‘Luister! Jehovah heeft me geen kinderen laten krijgen. Heb alsjeblieft gemeenschap met mijn slavin. Misschien kan ik via haar kinderen krijgen.’+ Abram luisterde naar wat Sarai zei.
2 Daarom zei Sa̱rai tot A̱bram: „Zie toch! Jehovah heeft mij ervan uitgesloten kinderen te baren.+ Heb alstublieft betrekkingen met mijn dienstmaagd. Misschien dat ik van haar kinderen krijg.”+ A̱bram dan luisterde naar de stem van Sa̱rai.+