10 Toen zei een van hen: ‘Volgend jaar rond deze tijd zal ik bij je terugkomen en dan zal je vrouw Sara een zoon hebben.’+ Maar Sara stond te luisteren bij de ingang van de tent, achter de man.
10 Hij dan vervolgde: „Volgend jaar om deze tijd* zal ik beslist bij u terugkomen, en zie! Sa̱ra, uw vrouw, zal een zoon hebben.”+ Sa̱ra nu luisterde aan de ingang van de tent, en deze was achter de man.