46 Daarna bleef Rebekka tegen Isaäk zeggen: ‘Door de dochters van Heth+ heb ik een hekel aan mijn leven gekregen. Als Jakob ook met een van de dochters van Heth trouwt, zoals deze dochters van het land, wat heb ik dan nog aan mijn leven?’+
46 Daarna zei Rebe̱kka voortdurend tot I̱saäk: „Ik heb een afschuw gekregen van mijn leven wegens de dochters van Heth.+ Indien Ja̱kob ooit een vrouw neemt uit de dochters van Heth zoals dezen uit de dochters van het land, wat heb ik dan nog aan mijn leven?”*+