22 En wanneer gijlieden de oogst van UW land binnenhaalt, moogt gij, wanneer gij oogst, de rand van uw veld niet geheel afoogsten, en de nalezing van uw oogst moogt gij niet bijeenrapen.+ Gij dient die voor de ellendige+ en de inwonende vreemdeling+ over te laten. Ik ben Jehovah, UW God.’”