17 Toen liet koning Zedeki̱a hem halen, en de koning ging hem in zijn huis in een schuilplaats vragen stellen.+ En hij zei vervolgens: „Is er een woord van Jehovah?” Hierop zei Jeremi̱a: „Dat is er inderdaad!” En hij zei verder: „In de hand van de koning van Ba̱bylon zult gij gegeven worden!”+