12 Vervolgens zei hij tot mij: „Hebt gij gezien, o mensenzoon, wat de oudere [mannen] van het huis van I̱sraël in de duisternis doen,+ ieder in de binnenkamers van zijn pronkstuk? Want zij zeggen: ’Jehovah ziet ons niet.+ Jehovah heeft het land verlaten.’”