34 Terwijl u toekeek, werd er een steen uitgehouwen, maar niet door mensenhanden. Die trof het beeld aan zijn voeten van ijzer en klei en verbrijzelde ze.+
34 Gij bleeft kijken totdat er een steen,* niet door handen, werd uitgehouwen,*+ en die trof het beeld aan zijn voeten van ijzer en gevormd leem en verbrijzelde ze.+