18 Hij zei: ‘Ga naar de stad, naar die-en-die. Zeg tegen hem: “De Meester zegt: ‘Mijn tijd* is gekomen. In jouw huis zal ik met mijn discipelen het Pascha vieren.’”’
18 Hij zei: „Gaat de stad in naar Die-en-die+ en zegt tot hem: De Leraar zegt: ’Mijn bestemde tijd is nabij; in uw huis zal ik met mijn discipelen het Pascha vieren.’”+