9 Want het [wetsreglement]: „Gij moogt geen overspel plegen,+ Gij moogt niet moorden,+ Gij moogt niet stelen,+ Gij moogt niet begeren”,+ en welk ander gebod er ook is, wordt samengevat in dit woord, namelijk: „Gij moet uw naaste liefhebben als uzelf.”+