16 Laat een van jullie teruggaan om jullie broer te halen, terwijl jullie gevangen blijven. Zo kan ik zien* of jullie de waarheid spreken. En zo niet, dan zijn jullie spionnen, zo zeker als de farao leeft.’
16 Stuurt een van U om UW broer te halen, terwijl GIJ geboeid blijft, opdat UW woorden getoetst mogen worden als [zijnde] de waarheid in UW geval.+ En zo niet, zo waar Farao leeft, dan zijt GIJ verspieders.”