19 Daarop zei God: ‘Echt, je vrouw Sara zal je een zoon schenken, en je moet hem Isaäk* noemen.+ Via hem zal ik mijn verbond voortzetten* als een eeuwig verbond voor zijn nageslacht.*+
19 Waarop God zei: „Uw vrouw Sa̱ra baart u inderdaad een zoon, en gij moet hem de naam I̱saäk*+ geven. En ik wil mijn verbond met hem oprichten als een verbond tot onbepaalde tijd voor zijn zaad na hem.+