10 Onder de zonen van Heth die daar zaten, bevond zich ook E̱fron zelf. De Hethiet E̱fron antwoordde Abraham in aanwezigheid van de zonen van Heth en van iedereen die de poort van de stad in ging.+ Hij zei:
10 E̱fron nu zat te midden van de zonen van Heth. Derhalve antwoordde E̱fron, de Hethiet,+ A̱braham ten aanhoren* van de zonen van Heth in het bijzijn van allen die de poort van zijn stad ingingen, en zei:+