11 Maar Mozes probeerde Jehovah, zijn God, milder te stemmen+ en zei: ‘Jehovah, waarom zou u uw brandende woede richten op uw volk nadat u ze met grote kracht en met een sterke hand uit Egypte hebt geleid?+
11 Toen vermurwde Mo̱zes het aangezicht van Jehovah, zijn God,+ en zei: „Waarom, o Jehovah, zou uw toorn+ ontbranden tegen uw volk dat gij met grote kracht en met een sterke hand uit het land Egy̱pte hebt geleid?