16 De priester moet een deel van het grofgemalen graan en de olie met al de geurige hars in rook laten opgaan als symbool van het hele offer,+ als een vuuroffer voor Jehovah.
16 En de priester moet het herinneringsdeel+ ervan in rook doen opgaan, dat wil zeggen een deel van de gebroken korrels ervan en de olie ervan, met alle erbij behorende geurige hars, als een vuuroffer voor Jehovah.