10 Maar alles in de zee en in de rivieren wat geen vinnen en schubben heeft, is voor jullie iets walgelijks, of het nu gaat om krioelende dieren of andere dieren* die in het water leven.
10 En al wat in de zeeën en de stromen geen vinnen en schubben heeft, van elk wemelend schepsel der wateren en van elke levende ziel* die in de wateren is — ze zijn voor U een gruwel.