13 en de priester hem onderzoekt en ziet dat de hele huid bedekt is met melaatsheid, dan moet hij de zieke rein* verklaren. Hij is helemaal wit geworden en hij is rein.
13 en de priester heeft gekeken en zie, de melaatsheid heeft zijn gehele vlees bedekt, dan moet hij [de lijder aan] de plaag rein* verklaren. Alles [aan hem] is wit geworden. Hij is rein.