4 Na̱dab en Abi̱hu stierven echter voor het aangezicht van Jehovah, toen zij in de wildernis van Si̱naï onwettig vuur voor het aangezicht van Jehovah offerden;+ en zij hadden geen zonen gekregen. Maar Elea̱zar+ en I̱thamar+ bleven als priesters optreden, te zamen met hun vader Aä̱ron.