10 Nauwelijks was de wolk van boven de tent verdwenen of Mirjam werd door melaatsheid getroffen. Ze was zo wit als sneeuw.+ Aäron draaide zich naar Mirjam om en zag dat ze door melaatsheid getroffen was.+
10 En de wolk week van boven de tent, en zie! Mi̱rjam was met melaatsheid geslagen, wit als sneeuw.+ Toen draaide Aä̱ron zich om naar Mi̱rjam, en zie! zij was met melaatsheid geslagen.+