39 En jullie kinderen, die volgens jullie buitgemaakt zouden worden,+ en jullie zonen die zich nog niet bewust zijn van goed en kwaad — zij zullen er binnengaan en aan hen zal ik het in bezit geven.+
39 Wat UW kleinen betreft, van wie GIJ hebt gezegd: „Tot plundering zullen zij worden!”,+ en UW zonen, die thans nog geen goed of kwaad kennen, zij zullen daar binnengaan, en aan hen zal ik het geven, en zij zullen het in bezit nemen.