13 Je moet zijn onderpand in elk geval voor zonsondergang aan hem teruggeven, zodat hij in zijn eigen kleed kan gaan slapen.+ Dan zal hij je zegenen, en het zal je door Jehovah, je God, als rechtvaardigheid worden toegerekend.
13 Gij dient hem het pand in elk geval terug te geven zodra de zon ondergaat,+ en hij moet in zijn kleed naar bed gaan,+ en hij moet u zegenen;+ en het zal voor u rechtvaardigheid betekenen voor het aangezicht van Jehovah, uw God.+