20 Als je de olijven van de takken hebt geslagen, mag je dat niet nog een keer doen. Wat nog aan de takken zit, moet achterblijven voor de vreemdelingen die bij jullie wonen, voor de vaderloze kinderen en voor de weduwen.+
20 Ingeval gij [de vruchten van] uw olijfboom afslaat, moogt gij nadat gij dit hebt gedaan, zijn grote takken niet verder afzoeken.* Voor de inwonende vreemdeling, voor de vaderloze jongen en voor de weduwe dient dit achter te blijven.+