14 Onderweg naar huis spoorde ze hem aan om haar vader om een stuk land te vragen. Toen liet ze zich van haar ezel glijden.* Kaleb vroeg haar: ‘Wat wil je?’
14 Nu geschiedde het dat zij hem op weg naar huis bleef aansporen een veld van haar vader te vragen. Toen klapte zij, gezeten op de ezel, in de handen.*+ Daarop zei Ka̱leb tot haar: „Wat wilt gij?”