15 Ze zei tegen hem: ‘Zegen me alstublieft met een geschenk, want u hebt me een stuk land in het zuiden* gegeven. Geef me ook Gu̱lloth-Ma̱ïm.’* Daarom gaf Kaleb haar Hoog-Gu̱lloth en Laag-Gu̱lloth.
15 Zij zei dus tot hem: „Schenk mij toch een zegen,+ want een zuidelijk stuk land hebt gij mij gegeven, en gij moet mij Gu̱lloth-Ma̱ïm* geven.” Bijgevolg gaf Ka̱leb haar Hoog-Gu̱lloth+ en Laag-Gu̱lloth.*