15 Gideon antwoordde: ‘Vergeef me, Jehovah. Hoe kan ik Israël nu redden? Mijn familie* is de onbelangrijkste van Manasse, en ik heb niets te vertellen in het huis van mijn vader.’
15 Hij zei op zijn beurt tot hem: „Neem mij niet kwalijk, Jehovah.* Waarmee zal ik I̱sraël redden?+ Zie! Mijn duizendtal* is het geringste in Mana̱sse, en ik ben de kleinste in het huis van mijn vader.”+