6 Mettertijd zagen de zonen van A̱mmon dat zij bij Da̱vid in een kwade reuk+ waren gekomen, en de zonen van A̱mmon stuurden toen [boden] en huurden Syriërs van Beth-Re̱hob+ en Syriërs van Zo̱ba,+ twintigduizend man voetvolk, en de koning van Ma̱ächa,+ duizend man, en I̱stob, twaalfduizend man.