22 Wat Bena̱ja+ betreft, de zoon van Jo̱jada,+ de zoon van een dapper man, die vele daden deed in Ka̱bzeël,+ hijzelf sloeg de twee [zonen] van A̱riël uit Mo̱ab neer; en hijzelf daalde af en sloeg een leeuw+ neer binnen in een waterput, op de dag van de sneeuwval.