18 Ze keerden het huis van Jehovah, de God van hun voorvaders, de rug toe en begonnen de heilige palen en de afgodsbeelden te aanbidden. Vanwege hun zonde werd God woedend* op Juda en Jeruzalem.
18 En langzamerhand verlieten zij het huis van Jehovah, de God van hun voorvaders, en gingen de heilige palen+ en de afgodsbeelden dienen,+ zodat er verontwaardiging kwam tegen Ju̱da en Jeru̱zalem wegens deze schuld van hen.+