22 Koning Joas dacht dus niet meer aan de loyale liefde die zijn vader* Jo̱jada voor hem had getoond, maar hij doodde zijn zoon, die vlak voor zijn dood zei: ‘Mag Jehovah het zien en het jullie vergelden.’+
22 En Jo̱as, de koning, dacht niet aan de liefderijke goedheid die zijn vader Jo̱jada jegens hem had betracht,+ zodat hij zijn zoon doodde, die, toen hij op het punt stond te sterven, zei: „Jehovah moge het zien en het terugeisen.”+