21 Terwijl Mo̱rdechai in de poort van de koning zat, waren er twee hofbeambten van de koning, de deurwachters Bi̱gtan en Te̱res, die uit woede een complot smeedden om koning Ahasve̱ros uit de weg te ruimen.*
21 In die dagen, terwijl Mo̱rdechai in de poort van de koning zat, werden Bi̱gtan en Te̱res, twee hofbeambten van de koning, deurwachters, verontwaardigd en bleven naar een manier zoeken om de hand aan koning Ahasve̱ros te slaan.+