10 ‘Dit moeten jullie zeggen tegen koning Hizki̱a van Juda: “Laat je God, op wie je vertrouwt, je niet bedriegen door te zeggen: ‘Jeruzalem zal niet in handen vallen van de koning van Assyrië.’+
10 „Dit dient GIJ tot Hizki̱a, de koning van Ju̱da, te zeggen: ’Laat uw God, op wie gij vertrouwt, u niet bedriegen,+ door te zeggen: „Jeru̱zalem zal niet in de hand van de koning van Assy̱rië worden gegeven.”+